2014 : WELKE WETENSCHAPPELIJKE IDEE IS RUSTIG VOOR RETIREMENT?

Essentialistisch denken is de overtuiging dat bekende categorieën – honden en katten, ruimte en tijd, emoties en gedachten – elk een onderliggende essentie hebben die hen maakt tot wat zij zijn. Dit geloof is een belangrijke hinderpaal voor wetenschappelijk begrip en vooruitgang. In de pre-Darwinistische biologie, bijvoorbeeld, geloofden geleerden dat elke soort een onderliggende essentie of fysiek type had, en variatie werd als een fout beschouwd. Darwin betwistte deze essentialistische visie door op te merken dat een soort een conceptuele categorie is die een populatie van gevarieerde individuen omvat, geen foutieve variaties op één ideaal individu. Zelfs toen Darwins ideeën aanvaard werden, hield het essentialisme stand, omdat biologen verklaarden dat genen de essentie zijn van alle levende dingen, waardoor Darwins variatie volledig verklaard wordt. Tegenwoordig weten we dat genexpressie wordt gereguleerd door de omgeving, een ontdekking die – na veel discussie – leidde tot een paradigmaverschuiving in de biologie.

In de natuurkunde dachten wetenschappers, vóór Einstein, dat ruimte en tijd afzonderlijke fysische grootheden waren. Einstein weerlegde dat onderscheid, verenigde ruimte en tijd en liet zien dat ze relatief zijn ten opzichte van de waarnemer. Toch wordt er nog steeds essentialistisch gedacht als een student vraagt: “Als het heelal uitdijt, waarin dijt het dan uit?”

In mijn vakgebied, de psychologie, tiert het essentialistische denken nog welig. Veel psychologen, bijvoorbeeld, definiëren emoties als gedragingen (b.v. een rat bevriest van angst, of valt aan van woede), die elk automatisch in gang worden gezet door hun eigen circuit, zodat het circuit voor het gedrag (bevriezen, aanvallen) het circuit is voor de emotie (angst, woede). Toen andere wetenschappers aantoonden dat ratten zich in feite verschillend gedragen in situaties die angst oproepen – soms verstijven ze, maar andere keren rennen ze weg of vallen ze zelfs aan – werd deze inconsistentie “opgelost” door angst zo te herdefiniëren dat er meerdere soorten bestaan, elk met zijn eigen essentie. Deze techniek om steeds fijnere categorieën te creëren, elk met zijn eigen biologische essentie, wordt beschouwd als wetenschappelijke vooruitgang, in plaats van het essentialisme op te geven zoals Darwin en Einstein deden. Gelukkig zijn er andere benaderingen van emotie ontstaan die geen essenties vereisen. Psychologische constructies, bijvoorbeeld, beschouwen een emotie als angst of woede als een categorie met verschillende instanties, net zoals Darwin dat deed met soorten.

Essentialisme kan ook worden gezien in studies die de menselijke hersenen scannen, in een poging om het hersenweefsel te lokaliseren dat is gewijd aan elke emotie. Aanvankelijk gingen wetenschappers ervan uit dat elke emotie kon worden gelokaliseerd in een specifiek hersengebied (bijv. angst komt voor in de amygdala), maar zij ontdekten dat elk gebied actief is voor een verscheidenheid van emoties, meer dan men bij toeval zou verwachten. Sindsdien zijn wetenschappers op zoek gegaan naar de hersenessentie van elke emotie in specifieke hersennetwerken, en in probabilistische patronen in de hersenen, altijd met de aanname dat elke emotie een essentie heeft die gevonden moet worden, in plaats van het essentialisme los te laten.

Het feit dat verschillende hersengebieden en netwerken verhoogde activiteit vertonen tijdens verschillende emoties is niet alleen een probleem voor emotie-onderzoek. Ze vertonen ook verhoogde activatie tijdens andere mentale activiteiten zoals cognities en percepties, en zijn betrokken bij psychische aandoeningen van depressie tot schizofrenie tot autisme. Dit gebrek aan specificiteit heeft geleid tot beweringen (in nieuwsberichten, blogs en populaire boeken) dat we niets geleerd hebben van experimenten met hersenbeeldvorming. Deze schijnbare mislukking is eigenlijk een succes. De gegevens schreeuwen het uit dat essentialisme verkeerd is: individuele hersengebieden, circuits, netwerken en zelfs neuronen zijn niet enkelvoudig te gebruiken. De gegevens wijzen op een nieuw model van hoe de hersenen de geest construeren. Wetenschappers begrijpen gegevens echter door de lens van hun aannames. Totdat deze aannames veranderen, zal de wetenschappelijke vooruitgang beperkt blijven.

Sommige onderwerpen in de psychologie zijn verder ontwikkeld dan essentialistische opvattingen. Geheugen, bijvoorbeeld, werd ooit beschouwd als één enkel proces, en werd later opgesplitst in verschillende subtypen zoals semantisch geheugen en episodisch geheugen. Herinneringen worden nu beschouwd als opgebouwd binnen de functionele architectuur van het brein en niet als liggend in specifiek hersenweefsel. Men hoopt dat andere gebieden van de psychologie en de neurowetenschappen dit voorbeeld spoedig zullen volgen. Zo worden cognitie en emotie nog steeds beschouwd als gescheiden processen in de geest en de hersenen, maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat de hersenen deze scheiding niet respecteren. Dit betekent dat elke psychologische theorie waarin emoties en cognities elkaar bestrijden, of waarin cognities emoties reguleren, fout is.

De wetenschap bevrijden van essentialisme is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Denk eens aan de eenvoud van deze essentialistische uitspraak uit het verleden: “Gen X veroorzaakt kanker.” Het klinkt aannemelijk en het kost weinig moeite om het te begrijpen. Vergelijk dit eens met een meer recente verklaring: “Een bepaald individu in een bepaalde situatie, die die situatie als stressvol interpreteert, kan een verandering in zijn sympathisch zenuwstelsel ervaren die bepaalde genen tot expressie brengt, waardoor hij kwetsbaar wordt voor kanker.” De laatste verklaring is gecompliceerder, maar realistischer. De meeste natuurverschijnselen hebben niet één enkele oorzaak. Wetenschappen die nog steeds doordrenkt zijn van essentialisme hebben een beter model van oorzaak en gevolg nodig, nieuwe experimentele methoden, en nieuwe statistische procedures om essentialistisch denken tegen te gaan.

Deze discussie is meer dan een stel metafysische mijmeringen. Het aanhangen van essentialisme heeft ernstige, praktische gevolgen voor de nationale veiligheid, het rechtssysteem, de behandeling van geestesziekten, de toxische effecten van stress op lichamelijke ziekten… de lijst gaat maar door. Essentialisme leidt tot simplistisch “één oorzaak” denken terwijl de wereld een complexe plaats is. Onderzoek suggereert dat kinderen worden geboren essentialisten (wat ironie!) en moeten leren om het te overwinnen. Het wordt tijd dat alle wetenschappers het ook overwinnen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *