Diabetische Ketoacidose is een medische aandoening die meestal voorkomt bij patiënten met Diabetes type 1. Het treedt op wanneer het lichaam suiker (glucose) niet als brandstof kan gebruiken omdat er geen of niet genoeg insuline is. In plaats daarvan wordt vet als brandstof gebruikt.
Diabetische ketoacidose is een toestand van absoluut of relatief insulinetekort, verergerd door de daaruit voortvloeiende hyperglykemie, uitdroging en acidose veroorzakende stoornissen in het intermediaire metabolisme. De meest voorkomende oorzaken zijn een onderliggende infectie, onderbreking van de insulinebehandeling, en het ontstaan van nieuwe diabetes.
Een andere term voor deze complicatie is DKA. Hoewel het voorkomt bij Type 1 Diabetes patiënten, kan het ook worden aangetroffen bij patiënten die zijn geclassificeerd als Type 2 Diabetes. In sommige gevallen is deze aandoening het eerste teken dat aangeeft dat mensen diabetes hebben.
Symptomen kunnen zijn:
- diepe, snelle ademhaling
- misselijkheid en braken
- droge huid en mond
- Maagpijn
- Gebleekt gezicht
- fruitig ruikende adem
Andere symptomen die kunnen voorkomen zijn:
- Moeilijk ademhalen tijdens het liggen
- Buikpijn
- Verlaagd bewustzijn
- Gedaalde eetlust
- Gedempte zintuigen die kunnen verergeren tot een coma
- Vermoeidheid
- Spierstijfheid of pijn
- Geest van ademnood
- Vaak urineren of dorst die een dag of langer aanhoudt
- Hoofdpijn
De behandeling van Diabetische Ketoacidose bestaat vaak uit het oraal of via een infuus vervangen van vocht, vervanging van elektrolyten, en insulinetherapie. Er zijn ook andere gevallen waarin de patiënt verdere behandeling nodig heeft. Wanneer dit gebeurt, is het het beste om op te volgen wat de arts aanbeveelt.
7 Verpleegkundige diagnose voor Diabetische Ketoacidose
1. Vochtvolumetekort
gerelateerd aan:
osmotische diurese als gevolg van hyperglykemie,
overvloedige afscheiding: diarree, braken; beperking inname als gevolg van misselijkheid, mentale warboel.
2. Onevenwichtige voeding: Minder dan lichaamseigen
gerelateerd aan:
insufficiëntie van insuline,
verminderde orale input,
hipermetabolisme status.
3. Risico op infectie (sepsis)
gerelateerd aan:
verhoogd glucosegehalte,
verlaagde leukocytenfunctie,
veranderingen in de circulatie.
4. Risico op zintuiglijk-perceptuele veranderingen
gerelateerd aan:
ketidkseimbangan glucose/insuline en/of elektrolyten.
5. Vermoeidheid
gerelateerd aan:
verminderde metabole energieproductie,
insufficiëntie van insuline,
verhoogde energiebehoefte: status hypermetabool / infectie.
6. Machteloosheid
gerelateerd aan:
langdurige ziekte,
afhankelijkheid van anderen.
7. Tekort aan kennis: de ziekte, prognose en behandeling
gerelateerd aan:
interpretatie van de foutieve informatie,