Op 6 augustus 1945 is tweede luitenant Katell net aangekomen op het strijdtoneel in de Stille Oceaan van de Tweede Wereldoorlog. Hij geeft zijn vermoeide soldaten de opdracht een wanhopige aanval uit te voeren op een groep zieke en gewonde Japanse soldaten die zich in een grot verschanst houden. De doorgewinterde veteraan sergeant Causarano probeert hem om te praten omdat hij weet dat de mannen genoeg hebben van de oorlog en dat “de aanval aan beide kanten alleen maar zinloze doden zal veroorzaken”. Katell weigert te luisteren en houdt vast aan zijn orders, vastbesloten om zichzelf te bewijzen en zijn rang te verdienen. Hij berispt het peloton en eist dat ze zich herpakken. Dan laat Katell per ongeluk zijn verrekijker vallen. Als hij die gaat halen, bevindt hij zich in Corregidor, vechtend in het keizerlijke Japanse leger als een Japanner genaamd Lt. Yamuri.
Het is nu 1942, en hij krijgt de opdracht een groep zieke en gewonde Amerikaanse soldaten aan te vallen die zich in een grot verschuilen. Nu hij een nieuw perspectief heeft gevonden, probeert hij tevergeefs de kapitein van de aanval af te brengen met het argument dat de Amerikanen in de grot geen bedreiging vormen en omzeild kunnen worden. De Japanse kapitein weigert botweg te luisteren en vermoedt dat de jongeman ofwel ziek is van de junglekoorts ofwel de moed om te vechten heeft verloren. Hij zegt dat hij zich moet vermannen of bij de gewonden moet blijven, maar Yamuri deinst niet terug. De kapitein ontheft hem dan van het commando en zet de compagnie naar voren om de aanval toch te beginnen. Katell bevindt zich dan weer in 1945 als Amerikaanse soldaat. Zijn mannen vertellen hem dat ze net hebben gehoord dat de atoombom is afgeworpen. Ze hebben het bevel gekregen de grot niet aan te vallen, maar zich terug te trekken en af te wachten hoe Japan reageert. Causarano verzekert hem sardonisch “Ik zou me geen zorgen maken. Ik weet zeker dat er andere oorlogen zullen zijn, andere landen, andere mensen die je kunt uitschakelen.” Terwijl het peloton zich terugtrekt, zegt Katell tegen zichzelf: “Ik hoop van niet. God helpe ons, ik hoop het niet.