Bij een autologe transplantatie worden stamcellen van de patiënt zelf verzameld, geoogst, ingevroren en opgeslagen, waarna ze na een intensieve therapie weer bij de patiënt worden ingebracht. Een autologe stamceltransplantatie verschilt van een allogene stamceltransplantatie, waarbij stamcellen van een overeenkomende donor worden gebruikt.
Onze artsen halen stamcellen meestal uit de bloedbaan van de patiënt (stamcellen uit het perifere bloed). Via een mobilisatieproces worden de stamcellen vanuit het beenmerg in de perifere bloedbaan gebracht, waar het verzamelproces begint.
Het bloed wordt afgescheiden met behulp van een aferesemachine. Dit proces duurt een paar uur en wordt herhaald totdat de juiste hoeveelheid stamcellen is verzameld. Eenmaal geoogst, worden de stamcellen ingevroren in ons stamcelbewerkings- en cryopreservatielaboratorium totdat het tijd is voor de transplantatie.
Onze artsen dienen hoge doses chemotherapie toe, en soms bestralingstherapie, om de resterende kankercellen te vernietigen. De transplantatie vindt meestal plaats ongeveer twee dagen nadat deze therapieën zijn voltooid.
De ingevroren stamcellen worden ontdooid en vervolgens opnieuw in de bloedbaan ingebracht, vergelijkbaar met een bloedtransfusie. De procedure duurt meestal ongeveer een uur. Nadat de stamcellen in de bloedbaan zijn gekomen, gaan ze naar het beenmerg en beginnen nieuwe bloedcellen te produceren in een proces dat enting wordt genoemd.
Het hematologische oncologieteam zal samenwerken om het risico op complicaties te verminderen en gedurende het hele stamceltransplantatieproces aan uw behoeften te voldoen.
Omdat het immuunsysteem na een transplantatie weer moet worden opgebouwd, nemen uw artsen na de stamceltransplantatie zorgvuldige maatregelen. In de weken daarna zal uw bloedbeeld regelmatig worden gecontroleerd en kunnen bloedtransfusies nodig zijn om infecties en/of bloedingen te voorkomen of te behandelen.