Bacteriële infecties zijn een ernstige en vaak fatale complicatie bij patiënten met leveraandoeningen en kunnen fataal zijn, hetzij direct, hetzij door gastro-intestinale bloedingen, nierfalen of leverencefalopathie. Het grootste risico lopen patiënten met alcoholcirrose of gedecompenseerde chronische leverziekte, of gevallen van acute leverziekte die uitmonden in fulminant leverfalen of subacute levernecrose. Infectie lijkt ongebruikelijk te zijn bij patiënten met primaire biliaire cirrose. De plaats en het type van de infectie houden geen verband met de etiologie van de leverziekte. Bacteriëmie, pneumonie, infectie van de urinewegen en spontane bacteriële peritonitis komen het meest voor, maar infectieuze endocarditis en meningitis, vooral met pneumokokken, worden gemakkelijk over het hoofd gezien. De klinische verdenking van infectie moet hoog zijn, aangezien de enige aanwijzing een algemene verslechtering van de klinische toestand van de patiënt, toenemende encefalopathie of nierinsufficiëntie kan zijn. Bij patiënten met fulminant leverfalen kan infectie de initiële of recidiverende encefalopathie precipiteren en in 10% van de fatale gevallen bijdragen tot de dood. Spontane bacteriële peritonitis wordt nu erkend als voorkomend in afwezigheid van klinische kenmerken van peritonitis. Het PMN-gehalte van het ascitisch vocht kan de enige aanwijzing voor infectie zijn en is de gemakkelijkst beschikbare screeningtest. De meest voorkomende soorten organismen die verantwoordelijk zijn voor alle soorten infecties zijn Gram-negatieve enterische en streptokokken, met name pneumokokken, terwijl infectie met anaëroben zeldzaam is. Risicofactoren voor infectie zijn onder meer gedecompenseerde alcoholische leverziekte, fulminant leverfalen, gastro-intestinale bloedingen, invasieve praktische procedures en verminderde afweermechanismen van de gastheer tegen infectie. Van de afweermechanismen van de gastheer zijn een gestoorde werking van het reticulo-endotheliale systeem, complement en PMN’s de meest voorkomende en ernstige defecten. Defecten van de humorale immuniteit zijn aanwezig in ascitisch vocht van patiënten met cirrose en zijn waarschijnlijk een belangrijke reden voor het ontstaan van spontane bacteriële peritonitis. Diurese verbetert deze functies en vermindert het risico van peritonitis. Behandeling van infecties gaat zelfs met het juiste antibioticum nog steeds gepaard met een hoge mortaliteit, maar het gebruik van adjuvante darmsterilisatie is veelbelovend, vooral in gevallen die besmet zijn met Gram-negatieve enterische organismen. Infusies met vers ingevroren plasma, bloed en cryoprecipitaat verbeteren sommige systemische verdedigingsmechanismen van de gastheer en kunnen nuttig zijn bij de behandeling en de vermindering van het infectierisico.