Chicago Race Riot of 1919, de ernstigste van ongeveer 25 rassenrellen in de V.S. in de “rode zomer” (wat “bloedig” betekent) na de Eerste Wereldoorlog; een uiting van raciale wrijvingen die werden versterkt door grootschalige migratie van Afro-Amerikanen naar het Noorden, concurrentie van industriële arbeidskrachten, overbevolking in stedelijke getto’s, en grotere militiviteit onder zwarte oorlogsveteranen die hadden gevochten “om de democratie te behouden”. In het Zuiden leidden de heroplevende activiteiten van de Ku Klux Klan tot 64 lynchpartijen in 1918 en 83 in 1919; rassenrellen braken uit in Washington, D.C.; Knoxville, Tennessee; Longview, Texas; en Phillips county, Arkansas. In het noorden braken de ergste rassenrellen uit in Chicago en in Omaha, Nebraska.
De raciale spanningen in Chicago, die zich vooral in de South Side concentreerden, werden nog verergerd door de druk om adequate huisvesting te vinden: de zwarte bevolking was gestegen van 44.000 in 1910 tot meer dan 109.000 in 1920. Het oproer werd uitgelokt door de dood van een zwarte jongere op 27 juli. Hij was gaan zwemmen in het Michiganmeer en was afgedreven naar een gebied dat stilzwijgend was voorbehouden aan blanken; hij werd gestenigd en verdronk korte tijd later. Toen de politie weigerde de blanke man te arresteren die door zwarte waarnemers verantwoordelijk werd gehouden voor het incident, begonnen verontwaardigde menigten zich te verzamelen op het strand, en de ongeregeldheden begonnen. De stad werd overspoeld door valse geruchten en er braken sporadische gevechten uit tussen bendes en bendes van beide rassen. Het geweld escaleerde bij elk incident, en 13 dagen lang was Chicago verstoken van orde en gezag, ondanks het feit dat de staatsmilitie op de vierde dag was opgeroepen. Aan het eind waren er 38 doden (23 zwarten, 15 blanken), 537 gewonden, en 1.000 zwarte gezinnen dakloos geworden.
De verschrikking van de Chicago Race Riot hielp de natie te choqueren uit onverschilligheid voor het groeiende rassenconflict. President Woodrow Wilson veroordeelde het “blanke ras” als “de agressor” in zowel de rellen in Chicago als Washington, en er werden pogingen ondernomen om harmonie tussen de rassen te bevorderen door middel van vrijwilligersorganisaties en verbeteringswetgeving in het Congres. De periode markeerde ook een nieuwe bereidheid van zwarte mannen om voor hun rechten te vechten tegen onrechtvaardigheid en onderdrukking.