Conway Twitty

Biografie

Tijdens zijn leven had Conway Twitty meer #1 country platen dan welke artiest ook in de geschiedenis, zijn sterrendom heeft vijf decennia van veranderende modes doorstaan. Hij was ook een van de meest diverse stylisten van de country muziek en een groot songwriting talent; elf van zijn #1 hits waren van eigen hand.

Twitty werd geboren als Harold Lloyd Jenkins, de zoon van een Mississippi ferryboot kapitein. Twitty leerde gitaar spelen van zijn grootvader en een blueszanger uit zijn buurt en ging op zijn twaalfde naar de KFFA radio in Helena, Arkansas. Hij was een getalenteerde honkbalspeler, werd gescout door de Philadelphia Phillies en vervolgens opgeroepen voor het leger tijdens de Koreaanse oorlog. Na zijn ontslag hoorde hij de muziek van Elvis Presley en ging hij naar Sun Records in Memphis. De platen die hij voor Sun opnam waren imitaties van Presley en werden niet uitgebracht, maar labelgenoot Roy Orbison’s opname van Twitty’s song “Rockhouse” werd wel uitgebracht.

Twitty tekende daarna bij Mercury als rockabilly artiest. Op dat moment veranderde hij zijn naam door de namen van Conway, Arkansas, en Twitty, Texas, te combineren tot zijn nieuwe naam. Vervolgens tekende hij bij MGM, waar hij in 1958 succes oogstte met het miljoenen verkochte “It’s Only Make Believe”. “Mona Lisa” (1959), “Danny Boy” (1959), “Lonely Blue Boy” (1960), “What Am I Living For” (1960), en “C’Est Ci Bon” (1961), onder andere, verstevigden zijn status als tieneridool, net als zijn verschijningen in Platinum High School, College Confidential, en andere tienerfilms. Het “Conrad Birdie” personage in de Broadway musical Bye Bye Birdie was een parodie op Twitty.

Twitty schreef country songs in deze periode en verlangde er naar om als artiest terug te keren naar dat genre. Songwriter Harlan Howard was behulpzaam en nam Twitty’s “Walk Me to the Door” mee naar Columbia country ster Ray Price, en drong er bij Decca’s Owen Bradley op aan om Twitty in 1965 te contracteren. Aanvankelijk stonden country DJ’s sceptisch tegenover de voormalige popster. Maar in 1968 brak hij eindelijk door in de country Top Tien met “The Image of Me.”

Twitty’s vervolg single, “Next in Line,” werd de eerste van zijn meer dan vijftig #1 country hits. Zijn intens emotionele zang en met passie gevulde teksten kenmerkten carrière opbouwende platen als “Hello Darlin'” (1970), “Fifteen Years Ago” (1970), “How Much More Can She Stand” (1971), “Baby’s Gone” (1973), “There’s a Honky Tonk Angel (Who’ll Take Me Back In)” (1974), en zijn stomende “You’ve Never Been This Far Before” (1973) en “Linda on My Mind” (1975). Hij en Loretta Lynn wonnen een Grammy en vier CMA Awards voor een serie klassieke duetten, waaronder “After the Fire Is Gone” (1971), “Louisiana Woman, Mississippi Man” (1973), en “Feelin’s” (1975).

Twitty’s concert optredens werden als religieuze opwekkingen, met fervente vrouwelijke volgelingen, waardoor Jerry Clower hem de bijnaam “The High Priest of Country Music” gaf. Twitty hield vast aan een dramatische, minimalistische stijl, sprak niet op het podium, gaf geen interviews, woonde geen muziekbusiness-feestjes bij, verscheen niet in tv-shows en speelde geen toegiften.

In de tweede helft van de jaren zeventig begon Twitty te experimenteren en nam elementen over van rock (“Boogie Grass Band”), soul (“Don’t Take It Away”), en Outlaw-klanken (“Play, Guitar Play”). Hij begon ook zijn eigen albums te produceren en nam een nieuw krullend kapsel aan in plaats van zijn vorige pompadour en bakkebaarden. Hits als “I’d Love to Lay You Down” (1980) en “Tight Fittin’ Jeans” (1981) gaven ook blijk van een meer eigentijds geluid.

Twitty stapte in 1981 over van MCA (zijn label nadat het Decca had opgeslokt) naar Warner/Elektra en nam country versies op van de pophits “Slow Hand,” “The Rose,” “Three Times a Lady,” en “Heartache Tonight.” Andere vroege jaren 80 hits waren “I Don’t Know a Thing About Love (The Moon Song),” geschreven door Harlan Howard. In 1981 opende hij zijn 3 miljoen dollar kostende toeristisch complex Twitty City in Nashville en opende hij de jaarlijkse “Country Explosion” concerten als aftrap van de Fan Fair. Hij was ook mede-eigenaar van het minor-league baseball team de Nashville Sounds en van het United Talent boekingskantoor.

Vince Gill, Kathy Mattea, Naomi Judd, en Reba McEntire behoorden tot de vele acts wier vroege carrières door Twitty werden gestimuleerd. Zijn zorg voor songwriters en hun werk leidde tot Twitty’s billing als “the best friend a song ever had.”

Terugkomend bij MCA in 1987, bracht Twitty een aantal van zijn meest creatieve singles uit tot nu toe-“Julia,” “Desperado Love,” “That’s My Job,” “Goodbye Time,” “She’s Got a Single Thing in Mind,” en het controversiële “Saturday Night Special.” Hij stopte met roken en kreeg nieuwe vocale kracht, maakte muziekvideo’s, en begon interviews en TV-optredens te doen. Hij publiceerde ook een geautoriseerde biografie in 1986.

Toen de jaren negentig aanbraken, stond Twitty weer in de Top Tien met “Crazy in Love” en “I Couldn’t See You Leavin’. ” Zijn laatste opnamesessie was een duet met Sam Moore, voorheen van het soulhitduo Sam & Dave, op “Rainy Night in Georgia,” opgenomen in Rhthm Country & Blues, uitgebracht door MCA in 1994. Twitty stierf plotseling aan een maaganeurysma op weg van een show in Branson, Missouri, naar Nashville’s Fan Fair viering in 1993.

In de jaren na Twitty’s dood heeft zijn weduwe Dee Henry Jenkins zijn nalatenschap levend gehouden, hoewel ze ook verwikkeld raakte in een bittere, langdurige juridische strijd met andere leden van Twitty’s familie om de zeggenschap over zijn nalatenschap. – Robert K. Oermann

– Bewerkt uit de Country Music Hall of Fame® and Museum’s Encyclopedia of Country Music, uitgegeven door Oxford University Press.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *