Coverture, Anglo-Amerikaans common-law concept, afgeleid van feodaal Normandisch gebruik, dat de ondergeschikte juridische status van een vrouw tijdens het huwelijk voorschreef. Vóór het huwelijk kon een vrouw vrijelijk een testament opmaken, contracten sluiten, in eigen naam dagvaarden of gedagvaard worden, en haar onroerend goed of persoonlijke bezittingen naar eigen goeddunken verkopen of weggeven. Zodra zij trouwde, werd haar juridisch bestaan als individu echter opgeschort door de “echtelijke eenheid”, een juridische fictie waarbij de man en de vrouw als één enkele entiteit werden beschouwd: de man. De echtgenoot oefende bijna de exclusieve macht en verantwoordelijkheid uit en hoefde zijn vrouw zelden te raadplegen om beslissingen te nemen over eigendomskwesties. Een vrouw kon niet voor zichzelf worden gedaagd of een testament opstellen zonder de toestemming van haar echtgenoot en zij had geen zeggenschap over onroerende en roerende goederen, tenzij er vooraf een specifieke bepaling was gemaakt om het bezit van de vrouw te scheiden van dat van haar echtgenoot. De clausule werd in de Verenigde Staten ontmanteld door wetgeving op staatsniveau, te beginnen in Mississippi in 1839 en doorlopend tot in de jaren 1880. De juridische status van getrouwde vrouwen was een belangrijk punt in de strijd voor het vrouwenkiesrecht.