Rene Descartes werd geboren op 31 maart 1596 in Touraine, Frankrijk. Hij werd op achtjarige leeftijd toegelaten tot het Jezuïetencollege, waar hij ongeveer acht jaar studeerde. Hij zou zo’n zwakke gezondheid hebben dat hij elke ochtend tot laat in bed mocht blijven. Hij studeerde echter wel klassieke talen, logica en filosofie. Van al deze studies vond Descartes alleen de wiskunde bevredigend om tot de waarheid van de natuurwetenschap te komen.
Descartes bracht nog enkele jaren in Parijs door met het bestuderen van wiskunde met vrienden, zoals Mersenne. Daarna behaalde hij in 1616 zijn graad in de rechten. In die tijd ging een man met zo’n opleiding ofwel in het leger ofwel in de kerk. Descartes koos ervoor om in 1617 in het leger van een edelman te gaan.
Terwijl hij in dienst was, stuitte Descartes op een meetkundig probleem dat voor de hele wereld een uitdaging was om op te lossen. Toen hij het probleem in een paar uur had opgelost, ontmoette hij Isaac Beeckman, een Nederlandse wetenschapper. Dit zou een lange vriendschap blijken te zijn. Sinds hij zich bewust was geworden van zijn wiskundige capaciteiten, was het leven in het leger onaanvaardbaar voor Descartes. Hij bleef echter soldaat onder invloed van zijn familie en traditie.
In 1621 nam Descartes ontslag uit het leger en reisde hij vijf jaar lang uitgebreid. In deze periode studeerde hij verder aan de zuivere wiskunde. In 1626 vestigde hij zich in Parijs, waar hij optische (oog)instrumenten construeerde. Tenslotte, in 1628, wijdde hij zijn leven aan het zoeken naar de waarheid over de wetenschap van de natuur.
Op dat moment verhuisde hij naar Holland. Hij bleef daar twintig jaar en wijdde zich aan filosofie en wiskunde. In deze periode liet Descartes zijn werk “Meditaties over de eerste filosofie” publiceren. Het was in dit werk dat hij de beroemde zin “Ik denk, dus ik ben” introduceerde. Descartes hoopte met deze uitspraak de waarheid te vinden door gebruik te maken van de rede. Hij probeerde complexe ideeën te ontleden tot eenvoudigere, heldere ideeën.
Descartes geloofde dat wiskunde het enige was dat zeker of waar is. Daarom kon het worden gebruikt om de complexe ideeën van het universum te beredeneren tot eenvoudiger ideeën die waar waren. Descartes ging dus verder met zijn werk in de wiskunde.
In 1638 werd La Geometrie gepubliceerd. Dit werk was er verantwoordelijk voor dat Descartes beroemd werd in de geschiedenis van de wiskunde, omdat het de uitvinding was van de analytische meetkunde. Analytische meetkunde is in feite het toepassen van algebra op meetkunde. Hoewel dit al eerder was gedaan door andere wiskundigen in de geschiedenis van de wiskunde, introduceerde Descartes deze theorie over het bepalen van een punt in een vlak door paren van reële getallen (geordende paren). Dit staat bekend als het Cartesisch Vlak.
In 1649 werd Descartes door de Koningin uitgenodigd naar Zweden te komen om daar aan de wiskunde te werken. Er wordt gezegd dat de koningin ’s morgens vroeg aan de wiskunde wilde werken. Descartes moest dus vroeg opstaan om het paleis te bereiken. Door het koude klimaat kreeg hij al na een paar maanden een longontsteking en overleed op 11 februari 1650.