Een diëlektrische weerstandstest (of druktest, hoogpotentiaaltest of hipottest) is een elektrische test die op een onderdeel of product wordt uitgevoerd om de doeltreffendheid van zijn isolatie te bepalen. De test kan worden uitgevoerd tussen onderling geïsoleerde delen van een onderdeel of onder spanning staande onderdelen en elektrische aarde. De test is een middel om de capaciteit van een apparaat te kwalificeren om veilig onder nominale elektrische voorwaarden te werken. Als de stroom door een te testen toestel bij het vereiste testpotentiaal en de vereiste tijdsduur onder een bepaalde grens ligt, voldoet het toestel aan de diëlektrische bestendigheidseis. Een diëlektrische bestendigheidstest kan worden uitgevoerd als fabriekstest op nieuwe apparatuur, of kan worden uitgevoerd op reeds in gebruik zijnde apparatuur als een routine-onderhoudstest.
Voltageweerstandstesten worden uitgevoerd met een hoogspanningsbron en spannings- en stroommeters. Een enkel instrument, een “druktestset” of “hipot tester” genoemd, wordt vaak gebruikt om deze test uit te voeren. Het past de nodige spanningen toe op een toestel en controleert de lekstroom. De stroom kan een foutindicator doen afgaan. De tester heeft een overbelastingsbeveiliging aan de uitgang. De testspanning kan gelijk- of wisselstroom zijn bij netfrequentie of een andere frequentie, zoals resonantiefrequentie (30 tot 300 Hz, afhankelijk van de belasting) of VLF (0,01 Hz tot 0,1 Hz), indien dit mogelijk is. De maximale spanning wordt aangegeven in de testnorm voor het specifieke product. De toepassingsfrequentie kan ook worden aangepast om lekstromen te beheersen die het gevolg zijn van inherente capacitieve effecten van het testobject. De duur van de test hangt af van de testvereisten van de eigenaar van het activum, maar bedraagt normaliter maximaal 5 minuten. Het toegepaste voltage, de toepassingssnelheid en de duur van de test zijn afhankelijk van de specificatie-eisen van de apparatuur. Voor consumentenelektronica, militaire elektrische apparaten, hoogspanningskabels, schakelapparatuur en andere apparatuur gelden verschillende testnormen.
Typische uitschakelgrensinstellingen voor lekstroom van hipotapparatuur liggen tussen 0,1 en 20 mA en worden door de gebruiker ingesteld op basis van de kenmerken van het testobject en de mate waarin spanning wordt toegepast. Het doel is een stroominstelling te kiezen die niet tot gevolg heeft dat de tester tijdens de toepassing van de spanning ten onrechte uitschakelt, en tegelijkertijd een waarde te kiezen die de mogelijke schade aan het geteste apparaat tot een minimum beperkt, mocht er per ongeluk een ontlading of defect optreden.