Diamagnetisme, soort magnetisme dat kenmerkend is voor materialen die haaks op een niet-uniform magnetisch veld staan en die het magnetische veld waarin ze zijn geplaatst gedeeltelijk uit hun binnenste verdrijven. Voor het eerst waargenomen door S.J. Brugmans (1778) in bismut en antimoon, werd het diamagnetisme benoemd en bestudeerd door Michael Faraday (begin 1845). Hij en latere experimentatoren ontdekten dat sommige elementen en de meeste verbindingen dit “negatieve” magnetisme vertonen. Alle stoffen zijn inderdaad diamagnetisch: een sterk extern magnetisch veld versnelt of vertraagt de omloop van de elektronen in de atomen op zodanige wijze dat de werking van het externe veld wordt tegengewerkt volgens de wet van Lenz.
Het diamagnetisme van sommige materialen wordt echter gemaskeerd door ofwel een zwakke magnetische aantrekkingskracht (paramagnetisme) ofwel een zeer sterke aantrekkingskracht (ferromagnetisme). Diamagnetisme is waarneembaar in stoffen met een symmetrische elektronische structuur (zoals ionische kristallen en zeldzame gassen) en geen permanent magnetisch moment. Diamagnetisme wordt niet beïnvloed door veranderingen in temperatuur. Voor diamagnetische materialen is de waarde van de susceptibiliteit (een maat voor de relatieve hoeveelheid geïnduceerd magnetisme) altijd negatief en meestal in de buurt van negatief eenmiljoenste.