Het volgende formulier komt uit het Book of Common Prayer uit 1549, gemoderniseerd.
Bij het graf, terwijl het lijk gereed wordt gemaakt om in de aarde te worden gelegd, zal de predikant zeggen,
De mens, die uit een vrouw geboren is, heeft slechts een korte tijd te leven en is vol van ellende. Hij komt op en wordt afgeknipt, als een bloem; hij vlucht als een schaduw en blijft nooit op één plaats.
In het midden van het leven zijn wij in de dood; en bij wie kunnen wij om verlichting vragen, behalve bij U, o Heer, die om onze zonden terecht ontstemd bent?
Doch, o allerheiligste God, o allermachtigste Heer, o heilige en allerbarmhartigste Heiland, verlos ons niet in de bittere pijnen van de eeuwige dood. U kent, o Heer, de geheimen van onze harten; sluit uw barmhartige oren niet voor onze gebeden; maar spaar ons, o allerheiligste, o allermachtigste God, o heilige en barmhartigste Heiland, o waardigste Rechter voor eeuwig, laat ons in ons laatste uur geen pijnen van de dood van U vallen.
Daarna volgt deze les, genomen uit het vijftiende hoofdstuk van de Eerste Brief aan de Korintiërs:
Maar nu is Christus opgewekt uit de doden, de eersteling van hen, die ontslapen zijn. Want daar door een mens de dood is gekomen, is door een mens ook de opstanding der doden gekomen. Want gelijk in Adam allen sterven, alzo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen volgorde: Christus de eerste vrucht, daarna zij die van Christus zijn bij zijn komst, daarna komt het einde, wanneer Hij het koninkrijk overdraagt aan de God en Vader, wanneer Hij alle heerschappij en alle gezag en macht heeft afgeschaft. Want Hij moet heersen totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die zal worden afgeschaft is de dood. Want HIJ HEEFT ALLES ONDER ZIJN VOETEN GEPLAATST. Maar wanneer Hij zegt: “Alle dingen zijn aan Hem onderworpen”, is het duidelijk dat Hij uitgezonderd is die alle dingen aan Hem onderworpen heeft. Wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden aan Hem, die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zij.
Wat zullen anders degenen doen, die voor de doden gedoopt zijn? Als de doden in het geheel niet worden opgewekt, waarom worden zij dan voor hen gedoopt? Waarom zijn ook wij elk uur in gevaar? Ik bevestig, broeders, door het roemen in u, hetwelk ik heb in Christus Jezus, onzen Heer, dat ik dagelijks sterf. Indien ik uit menselijke motieven te Efeze met wilde beesten heb gestreden, wat baat mij dat dan? Indien de doden niet opgewekt worden, laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. Laat je niet misleiden: “Slecht gezelschap corrumpeert de goede zeden.” Wordt nuchter, zoals het u betaamt, en houdt op te zondigen, want sommigen kennen God niet. Ik spreek dit tot uw schande.
Maar iemand zal zeggen: “Hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij?” Jij dwaas! Wat gij zaait, komt niet tot leven, tenzij het sterft; en wat gij zaait, dat zaait gij niet tot het lichaam, dat zal zijn, maar tot een kale korrel, misschien van tarwe of van iets anders. Maar God geeft het een lichaam, zoals Hij wilde, en aan elk van de zaden een eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde vlees, maar er is een vlees van mensen, en een ander vlees van beesten, en een ander vlees van vogels, en een ander van vissen. Er zijn ook hemellichamen en aardse lichamen, maar de heerlijkheid van het hemelse is één, en de heerlijkheid van het aardse is een andere. Er is een heerlijkheid van de zon, en een andere heerlijkheid van de maan, en een andere heerlijkheid van de sterren; want ster verschilt van ster in heerlijkheid.
Zo is ook de opstanding van de doden. Het is een vergankelijk lichaam gezaaid, het wordt een onvergankelijk lichaam opgewekt; het is in oneer gezaaid, het wordt in heerlijkheid opgewekt; het is in zwakheid gezaaid, het wordt in kracht opgewekt; het is een natuurlijk lichaam gezaaid, het wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Als er een natuurlijk lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: “De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.” De laatste Adam werd een levendmakende geest. Het geestelijke is echter niet het eerste, maar het natuurlijke; daarna het geestelijke. De eerste mens is van de aarde, aards; de tweede mens is van de hemel. Zoals het aardse is, zo zijn ook zij die aards zijn; en zoals het hemelse is, zo zijn ook zij die hemels zijn. Zoals wij het beeld van het aardse hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld van het hemelse dragen.
Nu zeg ik dit, broeders, dat vlees en bloed het koninkrijk Gods niet kunnen beërven; evenmin als het vergankelijke het onvergankelijke beërft. Ziet, ik zeg u een geheimenis: wij zullen niet allen slapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt, en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke zal het onvergankelijke moeten aandoen, en dit sterfelijke zal de onsterfelijkheid moeten aandoen. Maar wanneer dit vergankelijke het onvergankelijke zal hebben aangenomen, en deze sterfelijke de onsterfelijkheid zal hebben aangenomen, dan zal het gezegde geschieden dat geschreven staat: “De dood is in overwinning verzwolgen. “O DOOD, WAAR IS UW OVERWINNING? O DOOD, WAAR IS UW ANGEL?” De angel des doods is de zonde, en de macht der zonde is de wet; maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus.
Daarna volgt deze les, genomen uit het veertiende hoofdstuk van het Evangelie van Johannes:
“Laat uw hart niet verontrust worden; gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben; want Ik ga heen om u een plaats te bereiden. En als Ik heenga en u een plaats bereid, zal Ik wederkomen en u tot Mij nemen, opdat waar Ik ben, ook gij zult zijn. En gij weet den weg, waarheen Ik ga.” Thomas zeide tot Hem: Heer, wij weten niet waarheen Gij gaat, hoe moeten wij den weg kennen?” Jezus zeide tot hem: “Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij.”
Dan zal de predikant zeggen,
Omdat het de Almachtige God in zijn oneindige wijsheid en barmhartigheid behaagd heeft de ziel van onze overledene uit deze wereld te halen, verbinden wij nu het lichaam met de aarde, de aarde met de aarde, as met as en stof met stof.
Daarna volgt deze les, genomen uit het vierde hoofdstuk van de Eerste Brief van de apostel Paulus aan de Tessalonicenzen,
Maar wij willen niet, broeders, dat gij onwetend zijt omtrent hen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, evenals de overigen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en wederopgestaan is, zo zal God ook hen, die in Jezus ontslapen zijn, met Zich brengen. Want dit zeggen wij u door het woord des Heren, dat wij, die leven en blijven tot de komst des Heren, de ontslapenen niet zullen voorgaan. Want de Heer zelf zal met een geroep, met de stem van de aartsengel en met de bazuin van God neerdalen uit de hemel, en de doden in Christus zullen eerst opstaan. Dan zullen wij, die leven en overblijven, samen met hen in de wolken worden opgenomen om de Heer in de lucht te ontmoeten, en zo zullen wij altijd bij de Heer zijn. Troost elkaar daarom met deze woorden.
Dan zal gezegd worden,
Ik hoorde een stem uit de hemel, die zei: “Schrijf op: ‘Zalig zijn de doden die voortaan in de Heer sterven!'” “Ja,” zegt de Geest, “opdat zij rusten van hun arbeid,…”
Dan zal de predikant zeggen,
Laten wij bidden.
Almachtige God, onze hemelse Vader, die in uw volmaakte wijsheid en barmhartigheid voor uw ontslapenen een einde heeft gemaakt aan de reis van dit bewogen leven, geef dat wij, die onze weg nog moeten vervolgen te midden van aardse gevaren, verzoekingen en moeilijkheden, steeds door uw barmhartigheid beschermd mogen worden, en eindelijk mogen komen tot de haven van eeuwige zaligheid, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Dan zal de predikant een zegen uitspreken,
De HEERE zegene u, en behoede u;
De HEERE doet Zijn aangezicht over u lichten,
En zijt u genadig,
De HEERE verheft Zijn aangezicht over u,
En geeft u vrede.Amen.