Het oude Rome: de zeven koningen
Op deze site
Een inleiding tot het oude Rome
Het oude Rome
Deze pagina delen
Volg deze site
Romeinse overlevering wil dat de heersers over de stad al vanaf de vroegste tijden, lang voor de Romeinse Republiek en het Romeinse Rijk, een reeks van zeven koningen waren. Gedurende meer dan 250 jaar regeerden deze koningen over Rome. Tussen de regeerperioden verstreek een periode die bekend staat als een interregnum.
Hoe het ook gekomen is, Romulus wordt algemeen beschouwd als de eerste van de oude koningen van Rome. De stichting van de stad wordt vaak in 753 v. Chr. genoemd
Romulus breidde de grenzen van de stad uit met de Caelische en Quirinische heuvels. (Zijn keuze voor de eerste heuvel om op te bouwen was het Capitool; de keuze van zijn broer, Remus, was de Aventijn.)
De vroege stad had een groot aantal mannen maar weinig vrouwen, en daarom riep Romulus het festival van Consus in het leven, waarvoor hij de leden van een aantal naburige stammen uitnodigde. Terwijl het festival nog aan de gang was, dwongen een aantal Romeinse mannen een aantal ongetrouwde Sabijnse vrouwen tot een huwelijk. Dit werd bekend als de ontvoering van de Sabijnse vrouwen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Titus Tatius, de Sabijnse koning, uit was op wraak.
De Sabijnen wonnen een beetje terrein doordat zij de Capitolijnse heuvel veroverden. Tatius en Romulus sloten een wapenstilstand waarbij de twee Rome gezamenlijk regeerden. Tatius regeerde boven op de heuvel van het Capitool en Romulus had zijn hoofdkwartier op de Palatijnheuvel. Toen Tatius stierf, kreeg Romulus weer de alleenheerschappij over Rome.
Romulus leidde een gewelddadig tijdperk. Hij zou de koning van de Caeninenses in één gevecht hebben gedood, waarmee hij een Romeinse overwinning bezegelde. Eén verhaal over Romulus’ einde is dat hij werd gedood door een groep ontevreden edelen.
Na Romulus op de troon van Rome kwam Numa Pompilius, de schoonzoon van Tatius. Hij werd door de senaat tot koning gekozen en zijn heerschappij was vreedzaam vergeleken met die van Romulus. Tijdens zijn bewind werd de tempel van Janus opgericht en werden de Vestaalse Maagden uit Alba Longa ingevoerd. Van deze koning wordt ook gezegd dat hij de maanden januari en februari aan de kalender toevoegde, zodat een jaar 360 dagen zou tellen. Numa stierf in 673 v. Chr.
Er is niet veel bekend over deze vroege koningen. De namen van de zeven oude koningen van Rome zijn echter wel bekend. Na Numa Pompilius kwam Tullus Hostilius, aan wie over het algemeen wordt toegeschreven dat hij toezicht hield op de bouw van het eerste gebouw dat geheel aan de Senaat was gewijd en dat een paar eeuwen lang bekend stond als de Curia Hostilia. Tullus was, net als Romulus, meer een militair en begon oorlogen met verschillende buren van Rome, waaronder Alba Longa en de Sabijnen. Tullus zou door een blikseminslag om het leven zijn gekomen.
De volgende op de troon was Ancus Marcius, die de oorlog met de Latijnen en de Veientes vervolgde, Janiculum aan de stadsgrenzen toevoegde en het vervoer via een brug over de Tiber mogelijk maakte, en toezicht hield op de aanleg van de grootste haven van de stad, Ostia. Sommige bronnen zeggen dat deze koning opdracht gaf tot de bouw van de Mamertijnse gevangenis, de eerste van de stad.
Toen Ancus Marcius stierf, was Lucius Tarquinius Priscus, ook bekend als Tarquin de Oudere, de volgende koning. Hij was de eerste Etruskische koning van Rome en bewees zich een bekwaam verdediger van Rome te zijn toen de buren probeerden te profiteren van een verandering in leiderschap, door aanvallen van de Latijnen en de Sabijnen af te slaan. Aan deze koning wordt de bouw van het Circus Maximus, de tempel van Jupiter Optimus Maximus, en de Coaca Maxima (een groot riool) toegeschreven. Tarquin trouwde ook met een vrouw genaamd Tanequil, die, toen haar man werd vermoord, het volk van Rome verzekerde dat hij slechts gewond was en er, in de daaropvolgende verwarring, voor zorgde dat de volgende koning Servius Tullius zou zijn, van wie de meeste bronnen zeggen dat hij de zoon van een van de slaven van de koningin was. Tanequil was het ook die als een goed voorteken de gebeurtenissen interpreteerde waarbij, bij hun binnenkomst in Rome, een adelaar Tarquin’s hoed van zijn hoofd nam en hem vervolgens teruggaf.
Servius bleek bedreven in het vechten en versloeg de Veii en andere buren. Van hem wordt gezegd dat hij munten invoerde ter vervanging van ruilhandel, met een monetair systeem gebaseerd op een staaf ruw koper, en dat hij de eerste volkstelling invoerde, waarbij de bevolking uiteindelijk werd verdeeld naar leeftijd, status en rijkdom. Hij maakte echter vijanden bij de Senaat en werd het slachtoffer van een moordaanslag door toedoen of op aanwijzing van Lucius Tarquinius Superbus, wiens grootvader de vroegere koning Tarquin de Oudere was.
Deze tweede Tarquin was de laatste koning van het Oude Rome. De Etruskiër bleek zeer gewelddadig in zijn benadering van behoud van zijn macht, waarbij hij zijn vijanden uit balans hield door zichzelf tot opperrechter van de stad uit te roepen. Hij begon oorlogen met een handvol buren, waaronder de Rutulie en de Volsci. Een opstand deed de koning omvallen en dwong hem in ballingschap te gaan nadat hij in 509 v. Chr. de Slag bij Silva Arsia had verloren. Rome verklaarde zich toen van hem en richtte een republiek op.
Tarquin probeerde de volgende 13 jaar zijn troon te heroveren door hier en daar strijdkrachten op te richten. Nadat hij in 496 v. Chr. opnieuw had verloren in de Slag bij het meer van Regillus, vluchtte hij naar Cumae, waar hij het jaar daarop stierf.