Een overzicht van de belangrijkste infecties die van mensen op huishonden en -katten kunnen worden overgedragen wordt gegeven. Twee heel verschillende infectiebronnen staan lijnrecht tegenover elkaar: 1. 1. de overdracht van actieve menselijke infecties op honden en katten en 2. de overdracht van infectieuze agentia door het voederen van rauw vlees, slachtafval, niet-gesteriliseerde melkproducten, keukenresten en besmet voer. De mens kan de bron zijn van de volgende infecties: 1. Zoönoses met wederzijdse transmissiewijzen, bijvoorbeeld Campylobacter- en E. coli-infecties, trichophyton- en microsporum-infecties, reo-, parainfluenza-, adeno-, rota- en coronainfecties. 2. Zoönoses waarbij de voornaamste besmettingsrichting mens-dier is, bijvoorbeeld tuberculose en influenza A. 3. Infecties die oorspronkelijk pathogeen zijn voor de mens en die een impasse bereiken bij hond en kat (blind alley hosts), bijvoorbeeld herpes simplex, varicella-zoster, mazelen en Corynebacterium diphtheriae. Listeria, salmonella, campylobacteria, toxoplasma, schimmels, gisten en virussen worden via het voer overgedragen. De gevaarlijkste virusinfectie die via rauwe varkensvleesresten op honden en katten kan worden overgebracht, is de ziekte van Aujeszky. De hond of kat, die de laatste schakel in de infectieketen is, lijdt een pijnlijke dood. De andere infecties afkomstig uit voeder moeten heel anders worden beoordeeld. Het zijn schakels in infectieketens, die ziekteverwekkers verspreiden en op hun beurt de gezondheid van mens en dier in gevaar brengen. Een typisch voorbeeld is toxoplasmose. De mens wordt besmet via gesporuleerde oöcysten uit de feces. Huiskatten worden vooral besmet via rauw varkensvlees dat cysten bevat.