St. Petrus bewaakte de Hemelpoort, wachtend op nieuwe zielen die naar de hemel kwamen. Hij zag Jezus voorbij lopen en trok zijn aandacht. “Jezus, kun jij op de poort letten terwijl ik een boodschap ga doen?”
“Natuurlijk,” antwoordde Jezus. “Wat moet ik doen?”
“Alleen maar informeren naar de mensen die aankomen. Vraag naar hun achtergrond, hun familie en hun leven. Beslis dan of ze toegang tot de hemel verdienen.”
“Klinkt makkelijk genoeg. Oké.”
En zo bemande Jezus de poorten voor Petrus. De eerste die de poorten naderde was een gerimpelde oude man. Jezus riep hem te gaan zitten en ging tegenover hem zitten. Jezus gluurde naar de oude man en vroeg: “Wat deed je voor de kost?”
De oude man antwoordde: “Ik was timmerman.”
Jezus herinnerde zich zijn eigen aardse bestaan en leunde naar voren. “Had je familie?” vroeg hij.
“Ja, ik had een zoon, maar ik ben hem kwijtgeraakt.”
Jezus leunde nog wat meer naar voren. “Je hebt je zoon verloren? Kunt u mij over hem vertellen?”
“Nou, hij had gaten in zijn handen en voeten.”
Jezus leunde nog wat meer naar voren en fluisterde: “Vader?”
De oude man leunde naar voren en fluisterde: “Pinokkio?”