De junglekat (“moeraslynx”), is een middelmatig kleine kat en wordt tegenwoordig beschouwd als de grootste overgebleven soort van het wilde kattengeslacht Felis. Jungle katten zijn de meest voorkomende kleine katten in India en komen ook voor in Egypte, West- en Centraal-Azië, Zuid-Azië, Sri Lanka en Zuidoost-Azië. In sommige gebieden komen junglekatten in de buurt van dorpen en mensen en kunnen zelfs in verlaten huizen leven. Zij leven in savannes, tropische droge bossen en rietlanden langs rivieren en meren. Zij komen niet voor in regenwouden. Ze leven op hoogtes tot 2.500 meter, maar komen vaker voor in het laagland.
Het meest opvallende kenmerk van een jungle kat zijn de even grote klauwen aan zowel voor- als achterpoten (in tegenstelling tot die van gewone huiskatten, bijvoorbeeld, waar de achterste klauwen normaliter langer en sterker zijn dan de voorste), waardoor hij net zo gemakkelijk naar beneden als naar boven in bomen kan klimmen, met zijn kop naar beneden gericht. Afhankelijk van de ondersoort is de kleur van de pels geelachtig-grijs tot roodachtig-bruin. Terwijl op de vacht van kittens verticale strepen zichtbaar zijn, verdwijnen deze bij volwassen katten. Door de spitse ars en de lange poten lijkt deze kat op een kleine lynx (vandaar de naam “moeraslynx”).
Jungle katten zijn solitair van aard. Hun leefgebied bestaat uit verlaten holen van andere dieren, boomholten, en vochtige inhammen onder moerasrotsen. Hun natuurlijke vijanden zijn o.a. krokodillen, beren, wolven en andere grotere katachtigen zoals tijgers. Wanneer hij wordt bedreigd, laat de junglekat zijn stem horen alvorens tot de aanval over te gaan, waarbij hij een klein gebrul produceert, een gedrag dat ongewoon is voor huiskatten. In sommige gevallen bespringen zij hun aanvaller, maar meestal zullen zij zich terugtrekken wanneer zij grotere bedreigingen tegenkomen. Er zijn gevallen bekend van jungle katten die nieuwsgierige mensen aanvielen in de buurt van hun leefgebied, maar hun aanval lijkt geen medische betekenis te hebben, behalve wondinfectie door klauwen.
Jungle katten zijn overdag actief en jagen meestal op knaagdieren, kikkers en vogels. Soms kunnen ze al duikend op vis jagen, maar meestal zwemmen ze om hun geur te verliezen (in tegenstelling tot huiskatten, die dit doen door zich te borstelen).
Tijdens de paartijd “blaft” het mannetje, klinkend als een grote hond. Vrouwtjes zijn geslachtsrijp als ze 11 maanden oud zijn en kunnen twee nesten per jaar baren, van 1-6 kittens. De draagtijd bedraagt 64-66 dagen en is opmerkelijk kort voor een dier van deze grootte. Kittens wegen 150-160 g bij de geboorte en openen hun ogen als ze 11-13 dagen oud zijn. Mannetjes nemen gewoonlijk niet deel aan de opvoeding van kittens, maar in gevangenschap is waargenomen dat zij hun kroost zeer goed beschermen, meer dan de vrouwtjes of mannetjes van andere kattensoorten.
De gemiddelde levensverwachting van de Jungle Cat in gevangenschap is tien tot twaalf jaar. In het wild is echter bekend dat sommige Jungle Cats wel twintig jaar oud kunnen worden
Deze soort wordt vaak als ongevaarlijk beschouwd en is daarom als zeldzame soort genegeerd. In feite is de laatste jaren duidelijker geworden dat deze soort wel eens tot de zeldzaamste van de kleine katten in Azië zou kunnen behoren, en zeker tot de zeldzaamste waarvoor in het grootste deel van zijn huidige verspreidingsgebied geen bescherming bestaat. De junglekat wordt verondersteld zeldzaam te zijn in zijn marginaal Afrikaans verspreidingsgebied. Ook wordt aangenomen dat hij vrij zeldzaam is in het gehele Midden-Oosten, waar hij zwaar wordt bejaagd en vergiftigd, en het is waarschijnlijk dat deze soort schaars is in de meeste delen van het Midden-Oosten.