6.3 Linguistic Relativity
In The Spirit Catches You and You Fall Down beschrijft Anne FadimanFadiman (1998). het verhaal van een Hmong-vluchtelingengezin, de Lees, en hun interculturele interacties met artsen in Merced, Californië. Het verhaal gaat over Lia Lee, de op één na jongste dochter die gediagnosticeerd wordt met ernstige epilepsie. Binnen de Hmong-cultuur wordt epilepsie niet op dezelfde manier beschreven als door westerse artsen; epilepsie wordt beschreven als qaug dab peg of “de geest grijpt je en je valt neer”. Volgens het animisme, de basis voor het religieuze geloof van de Hmong, omringen zowel goede als slechte geesten ons. Epileptische aanvallen worden gezien als het vermogen van een individu om zich tijdelijk bij de geestenwereld aan te sluiten. Dit wordt gezien als eervol, omdat de geesten die persoon hebben uitgekozen om met hen te communiceren.
De taal die de Hmong en Amerikanen gebruikten om hun begrip en kennis te beschrijven van wat er met Lia gebeurde, kan worden aangeduid als linguïstische relativiteit. Linguïstische relativiteitHet idee dat taal de percepties en gedachten van mensen beïnvloedt, wat op zijn beurt hun gedrag beïnvloedt. werd voor het eerst ontwikkeld door Edward Sapir en Benjamin Lee Whorf, en staat bekend als de Sapir-Whorf-hypothese,Whorf (1956). of het principe van linguïstische relativiteit. Het beschrijft het idee dat taal de percepties en gedachten van mensen beïnvloedt, waardoor hun gedrag wordt beïnvloed. In de Hmong-cultuur bestaat er geen woord voor “epilepsie”; in plaats daarvan wordt het woord geassocieerd met het animistische wereldbeeld van de Hmong, dat dient als een filosofische, religieuze en spirituele leidraad voor het leiden van iemands leven. De enige manier om epilepsie te beschrijven is gerelateerd aan dit wereldbeeld van geesten. In de westerse geneeskunde en wetenschap zijn rationaliteit, logica en objectiviteit belangrijk – wetenschappelijke woorden en definities zijn niet abstract, maar concreet.
Sapir en Whorf betoogden dat individuen zich niet bewust zijn van de invloed van taal, en dat zij zich daar pas bewust van worden als zij zich tussen culturen bewegen. Een vaak genoemd voorbeeld van linguïstische relativiteit is de manier waarop de Eskimo’s van de Inuit sneeuw beschrijven. In het Engels is er maar één woord voor sneeuw, maar in de taal van de Inuit worden vele woorden gebruikt om sneeuw te beschrijven: “natte sneeuw”, “kleverige sneeuw”, “ijzige sneeuw”, enzovoort.
De volgende casestudy legt het idee achter linguïstische relativiteit verder uit:
Carol werkt als programmadirecteur voor een lokale nonprofit in het gebied rond Washington DC. Haar organisatie heeft een federale subsidie ontvangen om werkgelegenheidstrainingen en -middelen te implementeren ten behoeve van de grote en groeiende Somalische bevolking in het gebied. De subsidie vereist dat haar organisatie de resultaten en de impact van het trainingsprogramma op het leven van de deelnemers bijhoudt. Elke deelnemer moet een exitgesprek bijwonen dat wordt geleid door een stafmedewerker.
Carol maakt een enquête die zowel kwalitatief als kwantitatief is om de impact te meten. De vragen hebben betrekking op de ervaringen van de deelnemer met het programma en vragen de deelnemers om aan te geven in hoeverre zij het eens zijn met stellingen. Tabel 6.2 “Enquête om de impact van het programma te meten” toont voorbeelden van vragen uit de kwantitatieve enquête.
Pattie fungeert als interviewer voor alle sessies. Ze leest elke stelling hardop voor en gezien de antwoorden, vinkt ze het juiste vakje aan. Ze merkt dat de deelnemers tijdens de eerste ronde van interviews niet goed weten hoe ze moeten antwoorden. Het is hen niet duidelijk op welk niveau ze worden beoordeeld: zeer mee eens, mee eens, mee oneens en zeer mee oneens. Bovendien zijn sommige uitspraken verwarrend. Ze probeert het verschil uit te leggen, maar weet niet goed hoe ze de uitspraken anders moet omschrijven. Ze is gefrustreerd omdat ze vreest dat ze niet de juiste informatie krijgt, en ze weet dat dit de deelnemers van streek moet maken.
Tabel 6.2 Enquête om de impact van het programma te meten
Statements | Zwaar mee oneens | Disagree | Geen eens | Zeer eens |
---|---|---|---|---|
Ik weet hoe ik het internet moet gebruiken om een baan te vinden. | ||||
Ik weet hoe ik internet moet gebruiken om een baan te vinden.
Ik weet hoe ik een cv voor een baan moet opstellen.
Als ik een baan vind die me bevalt, weet ik wie ik in het bedrijf moet bellen.
Ik weet wat ik wel en niet kan vragen in sollicitatiegesprekken.
Stel je nu eens voor dat jij de baas van Carol bent en dat je bent bijgepraat over deze situatie. Welke suggesties heb je voor Carol en Pattie als ze verder gaan met hun werk?
Er zijn een aantal manieren om over het werk na te denken. Bij culturele intelligentie is het van cruciaal belang te begrijpen hoe je je gedrag kunt aanpassen. Hieronder volgen vragen waarover je moet nadenken om Carol en Pattie te helpen hun gedrag aan te passen:
- Welke emoties komen bij jou naar boven in dit werk?
- Zijn de emoties negatief of positief? Hoe voedt dit uw werk?
- Wat is de invloed van taal op de evaluatie?
- Welke lichaamstaal valt u op? Wat vertelt het u? Hoe kan het voor ons werk nuttig zijn om verbale en non-verbale signalen te herkennen?
- Wat doen we dat werkt?
- Wat weten we dat niet werkt in dit project?
- Wat zijn de leermogelijkheden voor iedereen?
Het stellen van deze vragen is een begin in de richting van het voortzetten van het goede werk dat Carol en Pattie al zijn begonnen. Naarmate de twee verder komen in hun werk en meer leren over wat werkt en wat niet werkt, zullen ze leren vragen te stellen en te reflecteren op vragen die andere culturen omvatten.