Over deze hybride
Vele jaren nadat de Londense plataan in Londen, Engeland, werd ontdekt, was zijn oorsprong in nevelen gehuld. Aanvankelijk dacht men dat de Londense plataan een natuurlijke variëteit was van de Oosterse plataan, Platanus orientalis, een geïntroduceerde soort uit Azië, maar hij is nooit in het wild waargenomen. Thans wordt aangenomen dat de gewone plataan in feite een hybride is tussen de Oosterse plataan en de Noord-Amerikaanse plataan (Platanus occidentalis). Sommige botanici speculeren dat deze hybridisatie zich in de jaren 1600 heeft voorgedaan toen een tuinman van Karel I van Engeland zaden van de Amerikaanse plataan plantte die in Virginia waren verzameld. Men denkt dat een van deze Amerikaanse platanen zich vervolgens kruiste met een oosterse plataan die in de buurt groeide. Sinds die tijd is de Londense plataan gekweekt voor aanplant in steden over de hele wereld en het is nu een van de meest aangeplante stadsbomen.
Afleiding van namen
De geslachtsnaam Platanus, is de klassieke naam voor de plataan, van het Griekse platus, wat breed betekent, verwijzend naar de brede bladeren. De soortnaam, acerifolia, betekent esdoornblad, verwijzend naar de vorm van de bladeren. Het symbool x in de Latijnse naam geeft aan dat de gewone plataan een hybride soort is.
Verwante soorten
Londen plataan is te onderscheiden van de nauw verwante Amerikaanse plataan door het aantal vruchttrossen, en de schors. De Londense plataan draagt zijn ronde vruchttrossen meestal in groepen van 2, terwijl de Amerikaanse plataan meestal solitaire vruchttrossen draagt. De Amerikaanse plataan behoudt meer van zijn schilferige buitenste schors dan de gewone plataan.
Gelijkende soorten
Londen plataanbladeren lijken op esdoornbladeren omdat ze beide handvormig gelobd zijn. Alle platanen, inclusief de gewone plataan, hebben echter een afwisselende tak- en bladstand, terwijl alle esdoorns een tegenovergestelde vertakking hebben. Gewone platanen hebben 3 hoofdnerven, terwijl esdoorns zoals de Noorse en de suikeresdoorn 5 of 7 hoofdnerven hebben. Bij platanen omsluit en verbergt de bladsteel de knop op de twijg, terwijl bij esdoorns de knop zichtbaar is in een groef aan de basis van de bladsteel. Gewone esdoorns dragen ronde vruchttrossen, terwijl esdoorns gevleugelde sleutels (samara’s) voortbrengen. De gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), die geen gewone esdoorn maar een esdoorn is, wordt zo genoemd omdat hij soortgelijke bladeren heeft en een veelkleurige schilferige schors.