Doel van de review: Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) is een frequent veroorzakend agens van nosocomiale pneumonie. Vanwege de belangrijke klinische gevolgen van een onjuiste behandeling is een actueel overzicht van de mogelijke modificaties die S. aureus ondergaat en de aanpassing aan nieuwe behandelingsmogelijkheden noodzakelijk.
Recente bevindingen: Vancomycine werd beschouwd als de behandeling van keuze voor pneumonie te wijten aan MRSA. De ontdekking van een progressieve stijging van de minimale remmende concentratie voor dit antibioticum, de beperkte toegang tot het longparenchym en de aanzienlijke bijwerkingen hebben zijn positie echter in twijfel getrokken. Van linezolid is aangetoond dat het een beter farmacokinetisch en veiligheidsprofiel heeft. De eerdere onzekerheid over de klinische superioriteit van linezolid lijkt te zijn weggenomen met de publicatie van een recente trial. Linezolid behaalde een hogere klinische en microbiologische respons (deze laatste was niet statistisch significant), samen met een lagere incidentie van alle soorten renale bijwerkingen bij patiënten met nosocomiale pneumonie, in vergelijking met vancomycine. Tigecycline, teicoplanine en quinupristine/dalfopristine waren in hun respectieve klinische onderzoeken inferieur aan het vergeleken geneesmiddel. De klinische werkzaamheid van telavancine was vergelijkbaar met die van vancomycine. De nierbijwerkingen van telavancine moeten nog worden opgehelderd. Andere geneesmiddelen zijn werkzaam tegen MRSA, maar hun profiel moet worden geëvalueerd bij nosocomiale pneumonie.
Samenvatting: De huidige therapeutische alternatieven voor nosocomiale pneumonie door MRSA lijken beperkt te zijn tot vancomycine en linezolid. De valkuilen van vancomycine, samen met de schijnbare klinische superioriteit van linezolid, lijken de indicatie ervan echter te beperken. Telavancine zou een goed alternatief kunnen zijn bij patiënten zonder basaal nierfalen.