Procesrecht

Burgerlijk procesrecht

De regels van elk procesrechtsysteem weerspiegelen keuzes tussen waardevolle doelen. Verschillende stelsels kunnen bijvoorbeeld in de eerste plaats streven naar waarheid, of billijkheid tussen de partijen, of een snelle oplossing, of een consistente toepassing van rechtsbeginselen. Soms zullen deze doelstellingen met elkaar verenigbaar zijn, maar soms zullen zij met elkaar botsen. Wanneer dit gebeurt, maken de regels van het systeem duidelijk welke prioriteiten het tussen deze waarden heeft gesteld.

De twee meest gebruikte procedurele systemen ter wereld hebben verschillende manieren ontwikkeld om dergelijke keuzes te implementeren. Het ene systeem centraliseert de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en beslissen van geschillen en het handhaven van enige consistentie in rechtsregels, waarbij de primaire verantwoordelijkheid bij staatsambtenaren – dat wil zeggen de rechterlijke macht – wordt gelegd. De andere weg decentraliseert de macht en geeft de partijen en hun vertegenwoordigers de hoofdverantwoordelijkheid voor het voorleggen van feitelijk bewijsmateriaal en juridische argumenten aan een rechter en soms ook een jury, wiens rol over het algemeen beperkt blijft tot het beslissen welke partij het beste argument heeft voorgelegd. Het eerste systeem, gewoonlijk burgerlijk procesrecht genoemd, wordt vaak geassocieerd met het Romeinse recht. Het tweede systeem, gewoonlijk “common-law procedure” genoemd, wordt vaak aangetroffen in landen die hun rechtssysteem ontlenen aan dat van het vroegmoderne Engeland. Beide systemen hebben karakteristieke sterke en zwakke punten. De civielrechtelijke procedure, die de nadruk legt op de verantwoordelijkheid van een professionele rechterlijke macht, kan de kans verkleinen dat de uitkomst van rechtszaken afhangt van de rijkdom van de partijen en de kans vergroten dat de uitkomsten en regels consistent blijven; dezelfde kenmerken kunnen er echter toe leiden dat de partijen het gevoel hebben dat zij niet eerlijk zijn gehoord en dat de feiten niet voldoende zijn onderzocht. De procedure van gemeen recht, die de nadruk legt op de controle van de partijen over de procesvoering, kan de partijen meer tevreden stellen met het feit dat hun specifieke geschil, in al zijn feitelijke complexiteit, is gehoord, is zuiniger met overheidsmiddelen, en is minder afhankelijk van een speciaal opgeleide rechterlijke macht. Het kan er echter toe leiden dat de partijen grote bedragen kwijt zijn aan proceskosten en het kan resulteren in rechterlijke uitspraken die enigszins slordig en inconsistent zijn.

Binnen deze twee brede familiegroepen moeten procedurele stelsels andere keuzes maken. Wie zal de kosten van een rechtszaak dragen? Hoe diepgaand feitelijk onderzoek is kenmerkend voor een gewone rechtszaak? Hoe flexibel kunnen vorderingen en verweren worden herzien en hoe gemakkelijk kunnen nieuwe partijen worden toegevoegd? Wanneer een rechtszaak eenmaal is afgesloten, hoe ver reikt de uitsluiting van latere geschillen tussen de partijen? Elk van deze vragen heeft specifieke, technische antwoorden in een bepaald rechtssysteem, antwoorden die in de loop van de tijd zijn veranderd en die gezamenlijk de bijdrage van het systeem bepalen aan de samenleving waarin het is ingebed.

Ook iemand die de civiele procedure van verschillende rechtsculturen wil vergelijken, moet begrijpen dat procedurele regels interageren met keuzes over de vorm van de overheid, de toegang tot advocaten, de mate van investering in het rechtssysteem, en de bekwaamheid, eerlijkheid en ijver van overheidsfunctionarissen. Een procedureel systeem kan mooie regels hebben, maar zal niet goed werken als rechters corrupt zijn of ambtenaren weigeren impopulaire vonnissen uit te voeren. Omgekeerd kunnen ijverige en eerlijke ambtenaren en advocaten suboptimale procedurele stelsels compenseren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *