Bij zuigelingen is de palmarreflex al bij de geboorte zeer actief: iedere ouder weet dat wanneer de handpalm van hun baby wordt aangeraakt, de vingers van hun baby krullen, grijpen en zich vasthouden.
Deze onwillekeurige actie begint een opeenvolging van ontwikkeling die begint met het zintuiglijk ontwaken van de hersenen voor de handen en eindigt met de actieve beweging en behendigheid die kinderen in staat stelt alle voorwerpen om hen heen vast te houden en ermee om te gaan: een van onze belangrijkste evolutionaire vaardigheden.
De palmarreflex komt tot rust in de kindertijd. De duim wordt losgelaten en de eerste stadia van beweeglijkheid beginnen met het vermogen om elke vinger om beurten met de duim te isoleren. Door deze vingerisolatie kunnen kinderen hun handen leren gebruiken als een essentieel instrument bij dagelijkse vaardigheden zoals eten, wijzen, kleuren en knopen vasthouden.
Het tot stand brengen van deze reflex is slechts het begin van de weg die een kind aflegt om alle complexe vaardigheden te ontwikkelen die met de menselijke hand te maken hebben. Als kinderen moeite hebben om een potlood te grijpen, een dominante hand te krijgen en hun ideeën op papier te zetten, is het mogelijk dat de bewegingsvaardigheden die te maken hebben met het isoleren van de vingers en de controle en stabiliteit in de hand onvolwassen zijn als gevolg van het vasthouden van de palmarreflex.
Het begrijpen en vaststellen van deze vroege vaardigheden in de hand is een belangrijke eerste stap in het creëren van gelijkwaardige communicatie tussen de twee zijden van het lichaam en de hersenen zelf.
Sensorisch bewustzijn van de handen helpt de hersenen te weten waar de handen zijn zonder ernaar te hoeven kijken (proprioceptief bewustzijn). Dit helpt bij het tot stand brengen van automatische controle voor armbewegingen.