relief
1. De handeling van het verlichten, of de staat van verlost zijn; de verwijdering, of gedeeltelijke verwijdering, van enig kwaad, of van iets onderdrukkends of belastends, waardoor enig gemak wordt verkregen; hulp; verzachting; troost; gemak; genoegdoening. Hij zag de vreselijke besmetting zo snel om zich heen grijpen, dat daar waar zij toeslaat, alle verlichting vergeefs is. (Dryden)
2. Vrijstelling van een post, of van de uitvoering van plicht, door de tussenkomst van anderen, door kwijting, of door aflossing; zoals, een vrijstelling van een schildwacht. Voor deze opluchting veel dank; het is bitter koud. (Shak)
3. Dat wat kwaad, pijn, ongemak, onbehagen enz. wegneemt of vermindert; dat wat hulp, bijstand of troost geeft; ook, de persoon die van de plichtsbetrachting ontheft door de plaats van een ander in te nemen; een aflossing.
4. Een boete of schikking die de erfgenaam van een overleden pachter aan de heer betaalde voor het voorrecht om het landgoed in bezit te nemen, dat volgens strikte feodale beginselen bij de dood van de pachter was vervallen of aan de heer was toegevallen.
5. De projectie van een figuur boven de grond of het vlak waarop hij is gevormd.
Reliëf is van drie soorten, namelijk hoogreliëf (altorilievo), laagreliëf, (basso-rilievo), en demireliëf (mezzo-rilievo). Zie deze termen in de woordenlijst.
6. Het uiterlijk van projectie dat door schaduw, schaduw, enz. aan een figuur wordt gegeven.
7. De hoogte tot welke werken boven de bodem van de gracht zijn verheven.
8. (Wetenschap: natuurkunde) De verhogingen en
6ed
de oppervlaktegolvingen van een land. Ontlastklep, een klep die is ingericht om de druk van stoom, gas of vloeistof te verlichten; een ontsnappingsklep.
Synoniem: verlichting, verzachting, hulp, steun, bijstand, remedie, herstel, schadeloosstelling.
Oorsprong: OE. Relef, F. Relief, eigenlijk: een opheffen, een uitstaan. Zie Relieve, en vgl. Basrelief, Rilievi.