Aanvullende informatie:
Shagbark hickory werd in 1629 in cultuur gebracht. Het is de meest geteelde hickory vandaag de dag en inheemse populaties zijn zeldzaam. Hoewel er slechts enkele hickory soorten bestaan buiten het oosten van Noord-Amerika (in Oost-Azië), wijzen fossielen erop dat hickory’s ooit werden gevonden in Centraal-Europa, China, de voormalige Sovjet-Unie, het westen en zuidwesten van de V.S. en Alaska.
Shagbark hickory heeft een zoete, witte noot die de Indianen massaal opsloegen en gebruikten om “hickory melk” van te maken, een voedzaam hoofdbestanddeel van hun keuken.
Het hout van shagbark hickory staat erom bekend dat het zwaar en taai is, maar toch flexibel en schokbestendig. Vanwege deze kwaliteiten wordt het gebruikt in sportartikelen en gereedschapsstelen. Het werd vroeger gebruikt om wielen en spaken voor koetsen en wagens te maken, maar ook voor auto’s. Tegenwoordig wordt het gebruikt voor het maken van assen en wielspaken in door paarden getrokken voertuigen, en voor meubels, ladders en vloeren. Het hout wordt ook gebruikt als brandstof en om houtskool van hoge kwaliteit te maken voor het roken van spek, ham en ander vlees.
De geslachtsnaam, Carya, komt van de Griekse naam voor de notenboom (karya); de soortnaam, ovata, is Latijn voor eivormig, verwijzend naar de eivormige bolster van de noot, de knoppen en de bladeren. De gewone naam verwijst naar de manier waarop de schors in lange stroken van de stam afbladdert.