Grande Odalisque, ook bekend als Une Odalisque of La Grande Odalisque, is een olieverfschilderij uit 1814 van Jean Auguste Dominique Ingres waarop een odalisque, of concubine, is afgebeeld. Ingres’ tijdgenoten beschouwden het werk als een teken van Ingres’ breuk met het neoclassicisme, en een verschuiving naar de exotische romantiek.
Grande Odalisque kreeg veel kritiek toen het voor het eerst werd getoond. Het staat bekend om de langgerekte verhoudingen en het gebrek aan anatomisch realisme. Het werk hangt in het Louvre in Parijs.
Het schilderij werd gemaakt in opdracht van Napoleons zuster, koningin Caroline Murat van Napels, en was klaar in 1814. Ingres putte uit werken als Dresden Venus van Giorgione, en Titiaan’s Venus van Urbino als inspiratie voor zijn liggende naaktfiguur, hoewel de werkelijke pose van een liggende figuur die over haar schouder achterom kijkt direct is ontleend aan het Portret van Madame Récamier door Jacques-Louis David uit 1809.
Ingres portretteert een concubine in lome pose van achteren gezien met vervormde proporties. Het kleine hoofd, de langgerekte ledematen en de koele kleurstelling verraden invloeden van maniëristen als Parmigianino, wiens Madonna met de lange nek ook beroemd was om zijn anatomische vervorming.
Deze eclectische mix van stijlen, waarin klassieke vormen worden gecombineerd met romantische thema’s, leidde tot felle kritiek toen het voor het eerst werd getoond in 1814. De critici zagen Ingres als een rebel tegen de eigentijdse stijl van vorm en inhoud. Toen het schilderij voor het eerst werd getoond in de Salon van 1819, merkte een criticus op dat het werk “noch beenderen noch spieren, noch bloed, noch leven, noch reliëf, ja niets dat een imitatie vormt” had. Dit sloot aan bij de algemene opvatting dat Ingres het anatomisch realisme had veronachtzaamd. In plaats daarvan gaf Ingres de voorkeur aan lange lijnen om kromming en sensualiteit over te brengen, en aan overvloedig, gelijkmatig licht om het volume te verzachten. Ingres bleef kritiek krijgen op zijn werk tot het midden van de jaren 1820.
Als gevolg van de kritiek die het schilderij aanvankelijk kreeg, zou de figuur in Grande Odalisque “twee of drie wervels te veel” hebben. Critici uit die tijd dachten dat de verlengingen fouten waren van de kant van Ingres, maar recente studies tonen aan dat de verlengingen opzettelijke vervormingen zijn geweest. Metingen van de verhoudingen van echte vrouwen toonden aan dat de figuur van Ingres getekend was met een kromming van de ruggengraat en een rotatie van het bekken die onmogelijk te reproduceren was. Ook bleek de linkerarm van de odalisque korter te zijn dan de rechter. De studie concludeerde dat de figuur vijf in plaats van twee of drie wervels langer was en dat de overlengte de lengte van het bekken en de onderrug betrof in plaats van alleen de lenden.
Een andere interpretatie van dit schilderij suggereert dat, aangezien de taak van sommige concubines louter bestond uit het bevredigen van de vleselijke lusten van de sultan, deze verlenging van haar bekkengebied een symbolische vervorming door Ingres kan zijn geweest. Dit mag dan een voorstelling zijn van zinnelijke vrouwelijke schoonheid, van haar blik daarentegen wordt wel gezegd dat zij “een complexe psychologische opmaak” heeft of “geen gevoel”. Bovendien kan de afstand tussen haar blik en haar bekkengebied een fysieke voorstelling zijn van de diepte van de gedachten en complexe emoties van een vrouw.
Dit is een deel van het Wikipedia-artikel dat gebruikt wordt onder de Creative Commons Naamsvermelding-Gelijk delen 3.0 Ongeportioneerde Licentie (CC-BY-SA). De volledige tekst van het artikel is hier →
Meer …