Het onderwerp van vandaag is welk voornaamwoord te gebruiken na het woord “dan”, zoals in “Niemand is meer enthousiast over het Grammar Girl-boek dan ik!”Of is het “dan ik”? Luister goed, want Charles Carson gaat het uitleggen.
Een paar jaar geleden zag ik rond Pasen een tv-reclame voor Cadbury Creme Eggs waarin over de Cadbury Bunny werd gezegd: “Geen konijn kent Pasen beter dan hij.” Hoewel ik de voor de hand liggende woordspeling waardeerde – waarbij “no bunny knows” werd vervangen door “nobody knows” – werd ik getroffen door het voornaamwoord dat aan het eind van de zin werd gebruikt. Denk eraan dat voornaamwoorden, zoals hij en hij, verschillende vormen hebben, afhankelijk van of de persoon of het ding het onderwerp is, degene die de actie uitvoert, of het object, het doel van de actie. Hij is een onderwerp voornaamwoord, en hij is een object voornaamwoord.
Met dat in gedachten, laten we eens kijken naar de slogan in kwestie: Geen konijn kent Pasen beter dan hij. Ik heb lang geleden geleerd dat dan in dit geval een voegwoord is;* dat wil zeggen, het verbindt twee volledige zinnen. Hier verbindt het de eerste zin, Geen konijn kent Pasen beter, met een impliciete tweede zin, de Cadbury Bunny kent Pasen om de hele gedachte te vormen Geen konijn kent Pasen beter dan hij . Met deze interpretatie geloofde ik dat de zin het onderwerps voornaamwoord hij nodig had – Geen konijn kent Pasen beter dan hij – niet het objectieve voornaamwoord hem, omdat het voornaamwoord de plaats innam van het onderwerp in de impliciete tweede zin: het konijn.
Als een Amazon Associate en een Bookshop.org Affiliate, verdient QDT aan in aanmerking komende aankopen.
Een grammaticaruzie
Weinig wist ik dat ik in een controverse zou belanden die al sinds de achttiende eeuw heet wordt bediscussieerd: Is dan altijd een voegwoord, of is het soms een voorzetsel? Een voorzetsel is een woord dat gecombineerd wordt met een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord om een zin te vormen die een voorwerp of actie wijzigt, zoals in de voorzetsels voor de les, bij het boek en achter hem. Het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord dat aan een voorzetsel gekoppeld is, wordt het “voorwerp van het voorzetsel” genoemd. Dus in het voorbeeld achter hem, is het woord hem het object van het voorzetsel achter. En als je een voornaamwoord gebruikt als lijdend voorwerp van het voorzetsel, dan moet het in de voorwerpsvorm staan. Met andere woorden, je gebruikt object voornaamwoorden zoals hij, zij, en wij. Achter hem; achter haar; achter ons. Sommige mensen beweren dat dan in de slogan Geen konijn kent Pasen beter dan hij een voorzetsel is en dat daarom hij het juiste voornaamwoord is. Laten we ze “voorzetsel-isten” noemen.”†
Conjunctie-isten
Maar er zijn ook mensen die beweren dat dan een voegwoord is. Laten we hen “conjunctisten” noemen. Zij beweren dat het geval van het voornaamwoord na het woord than wordt bepaald door de rol die het speelt in die impliciete tweede zin waar we het eerder over hadden – De Cadbury Bunny weet van Pasen. De conjunctisten menen dat de juiste zin zou zijn Geen konijn kent Pasen beter dan hij.
Hier is nog een voorbeeld. Conjunctisten zouden beweren dat de zinnen Aardvark houdt meer van Squiggly dan van mij en Aardvark houdt meer van Squiggly dan van mij beide correct zijn, maar een totaal verschillende betekenis hebben. In beide zinnen wordt dan als voegwoord gebruikt, maar als je het onderwerp voornaamwoord ik gebruikt, zeg je dat Aardvark Squiggly aardiger vindt dan ik, en als je het onderwerp voornaamwoord ik gebruikt, zeg je dat Aardvark Squiggly aardiger vindt dan ik. Als dan echter een voorzetsel is, zou je altijd het objectief voornaamwoord mij gebruiken en dan zou dezelfde zin beide dingen betekenen – jij vindt Squiggly niet zo aardig als Aardvark EN Aardvark vindt Squiggly aardiger dan jij. Het zou onduidelijk zijn welke van de twee betekenissen bedoeld was. Het vermijden van dubbelzinnigheid levert een punt op voor de conjunctionisten.
De conjunctionisten hebben ook de geschiedenis aan hun kant. Volgens het Merriam-Webster’s Dictionary of English Usage (1), wordt than al sinds het Oud-Engels gebruikt als een onderschikkend voegwoord. Het kwam pas in de zestiende eeuw voor als voorzetsel gevolgd door een object voornaamwoord. Voorbeelden zijn te vinden in het werk van Shakespeare en Swift.‡
Prepositionisten
Een doorn in het oog van conjunctionisten is echter de uitdrukking than whom; beide partijen in het debat zijn het erover eens than who klinkt gewoon verkeerd en beveelt in alle gevallen than whom aan, zoals in de vraag You were faster than whom? Wie is een object voornaamwoord, dus als dan wie altijd correct is, waarom dan niet dan hij en dan wij? Een punt voor de mensen die denken dat than soms een voorzetsel is.
Ook Arnold Zwicky (2), op de listserv van de American Dialect Society, steunt de voorstander van het voorzetsel en wijst erop dat het in het informele spraakgebruik mogelijk is om than aan het eind van een zin te “stranden”, zoals in He’s the one who I’m faster than. En, terwijl het soms mogelijk is om een zin te eindigen met een voorzetsel, is het niet mogelijk om te eindigen met een voegwoord.
Pagina’s
- 1
- 2
- laatste “