Isotoop | Atomaire massa (Da) | Isotopische abundantie (hoeveelheid fractie) |
---|---|---|
111.904 825(2) | 0,0097(1) | |
113,902 7801(2) | 0,0066(1) | |
115Sn | 114.903 3447(1) | 0,0034(1) |
115,901 7428(6) | 0,1454(9) | |
117Sn | 116.902 954(3) | 0,0768(7) |
117,901 607(3) | 0,2422(9) | |
119Sn | 118.903 311(5) | 0,0859(4) |
119,902 202(6) | 0,3258(9) | |
122Sn | 121.903 44(2) | 0,0463(3) | 124Sn | 123,905 277(7) | 0,0463(3) |
124Sn | 123,905 277(7) | 0.0579(5) |
In haar rapport van 1961 beval de Commissie Ar(Sn) = 118,69 aan op basis van chemisch-ratio-bepalingen. Uit deze metingen, met de huidige waarden van de atoomgewichten van de andere betrokken elementen, worden de volgende atoomgewichten voor Sn afgeleid: Ar(Sn) = 118,686, 118,691, en 118,701. Het was de Commissie ook bekend dat drie massaspectrometrische bepalingen waren uitgevoerd die iets hogere atoomgewichten opleverden.
Tin heeft tien stabiele isotopen, het grootste aantal van alle elementen. De metingen van de isotopensamenstelling omvatten dan ook een ongewoon groot aantal experimenteel bepaalde verhoudingen, die elk aan onzekerheid onderhevig zijn. In 1969 oordeelde de Commissie dat Ar(Sn) = 118,69(3) en gaf daarom de voorkeur aan de chemisch bepaalde atoomgewichtswaarden. Dit standpunt werd bevestigd tot 1983, toen de Commissie de eerste gekalibreerde massaspectrometrische meting in aanmerking kon nemen, die Ar(Sn) = 118,7099(22) aangaf en een goede overeenkomst met vele eerdere metingen van isotoop-abundantie aantoonde (na correctie van die niet-gekalibreerde metingen voor isotopenfractionering). In 1983 veranderde de Commissie de basis voor het standaard atoomgewicht van tin in massaspectrometrie en de waarde in Ar(Sn) = 118,710(7).
De “g”-annotatie is het gevolg van de aanwezigheid van natuurlijk voorkomende splijtingsproducten die werden aangetroffen in fossiele reactoren in Gabon, Zuidwest-Afrika.