Na de verrassend goed beoordeelde bekroning van Parasite door de Academy als Beste Film (een grote stap omhoog ten opzichte van Green Book), heeft de film interessante gesprekken aangewakkerd op sociale media, samen met een aantal dwaze argumenten.
Parasite’s boodschap is niet bijzonder subtiel; de betekenis staat in de titel, maar sommigen lijken het verhaal verkeerd te interpreteren als een veroordeling van de arbeidersklasse, in plaats van een antikapitalistisch verhaal waarin de rijken worden afgeschilderd als parasiterende wezens en de arbeidersklasse als mensen die letterlijk worstelen om het hoofd boven water te houden.
Parasite vertelt het verhaal van een straatarme familie, de Kims, die zichzelf op slinkse wijze in dienst stellen van de Parks, een obsceen rijk huishouden dat al jaren onbewust een vreemdeling in hun kelder herbergt.
De kelderbewoners kunnen gemakkelijk als parasieten worden gezien, net als de Kims; de twee families zijn afhankelijk van de Parks voor inkomen, voedsel en onderdak, en betreden hun huis op bedrieglijke wijze, waarbij ze elkaar agressief beconcurreren.
Parasite schetst hoe de arbeidersklasse gedwongen wordt met elkaar in conflict te komen, vechtend om restjes, terwijl families als de Parks een comfortabel leven leiden, gevoed door de arbeid van de vele individuen die onder hen werken.
De Parks worden niet afgeschilderd als schurken, maar in hun naïviteit en hun gemakzuchtige aanspraak wordt hun parasitaire aard blootgelegd. De regenbui die het huis van de Kim’s overspoelt met rioolwater, gevolgd door het extravagante verjaardagsfeestje voor een verwend kind, dat wordt opgevoed met het idee dat hij een kunstenaar is (terwijl hij les krijgt van een werkelijk getalenteerde kunstenaar), illustreert duidelijk de onevenwichtigheid.
Dat is een oppervlakkige lezing van de film, een die wordt geschetst door regisseur Bong Joon-ho, en eigenlijk geen twistpunt zou moeten zijn:
“Omdat het verhaal gaat over de arme familie die infiltreert en binnensluipt in het rijke huis, lijkt het erg voor de hand liggend dat Parasite verwijst naar de arme familie, en ik denk dat dat de reden is waarom het marketingteam een beetje terughoudend was. Maar als je het van de andere kant bekijkt, kun je zeggen dat de rijke familie, ook parasieten zijn in termen van arbeid. Ze kunnen niet eens afwassen, ze kunnen niet eens zelf rijden, dus zuigen ze de arbeid van de arme familie af. Beiden zijn dus parasieten.”
Ik wil graag mijn persoonlijke interpretatie geven; voor mij was Parasite een verhaal over het impostersyndroom.
Hartverscheurend duidelijk wordt in de slotscène dat Ki-woo zich het huis waarin zijn vader gevangen zit nooit en te nimmer zal kunnen veroorloven. Dat komt niet door een gebrek aan talent of intelligentie; hij en zijn zus Ki-jeong zijn er tenslotte in geslaagd een slinks plan op te zetten, waarbij ze rondjes draaien om een man met een buitensporig inkomen. Het is gewoon omdat hij niet in de juiste familie is geboren.
Ki-woo en Ki-jeong hebben hun positie als leraar uitsluitend te danken aan een aanbeveling, en niet aan hun vervalste papieren. In de binnenste kringen van de rijken (en daarbuiten) zijn connecties vaak belangrijker dan bekwaamheid en kwalificaties.
Ki-jeong mag dan gelogen hebben over haar kunsttherapie, maar het kind dat ze les gaf had niet eens therapie nodig; hij was gewoon een bevoorrecht kind dat zijn eigenzinnige persoonlijkheid uitspeelde, waarschijnlijk voorbestemd voor een carrière in de kunstwereld, hoe dan ook, beschermd door de rijkdom en invloed van zijn ouders.
Tussen begint Ki-jeong, een begaafd kunstenares (en vervalser), de film met een leven in een vervallen kelder en eindigt dood, haar talent trekt niets dan ongeluk aan. Het grote bedrog van het verhaal was de aanwerving van de familie, terwijl niemand technisch ongeschikt was voor hun functie. Veel van de spanning komt voort uit het feit dat de Kims er niet thuishoren, en toch doen ze dat wel; ze hebben toevallig een onorthodoxe ingang gevonden.
Dit thema wordt onderstreept als Ki-woo in het ziekenhuis ligt en hij niet anders kan dan lachen bij het zien van zijn dokter en de rechercheur die hem ondervragen. Terwijl de dokter zijn gelach wijt aan een hersenbeschadiging, lijkt Ki-woo te lachen om de absurditeit van dit alles, de scherpe scheidslijnen tussen klasse en beroep die als een illusie worden onthuld.
In zijn innerlijke monoloog zegt Ki-woo dat noch de dokter noch de rechercheur geschikt lijken voor hun positie, en de kinderlijke onzekerheid van de rechercheur laat doorschemeren dat hij misschien echt buiten zijn kunnen is. De absurditeit van de maatschappij, de mythe van de meritocratie, zijn blootgelegd voor Ki-woo; misschien doet iedereen wel alsof, tot op zekere hoogte, net zoals hij en zijn familie dat ooit deden.
De film lijkt vraagtekens te zetten bij de notie dat opleiding, intelligentie en vastberadenheid zorgen voor klasse-mobiliteit. Is succes echt organisch, of is het vooral te danken aan de omstandigheden van iemands geboorte? Enkele van de beste scènes in de film tonen de Kim’s die hun bedrog ternauwernood verbergen en zich staande houden tegenover de eeuwig vergeetachtige Parks.
Ik denk dat deze scènes iets duidelijk maken wat velen van ons voelen, namelijk dat de wereld gevuld is met mensen (vooral diegenen die machtige posities bekleden), die gewoon niet “gekwalificeerd” zijn voor hun rol.
Wij kunnen het er in ieder geval over eens zijn dat Bong Joon-ho niet een van die mensen is.