De oorsprong van “in de schijnwerpers”, waarmee wordt bedoeld dat men in het middelpunt van de belangstelling staat, houdt verband met een vorm van toneelverlichting die in de 19e eeuw populair was. De term “kalk” in limelight heeft niets te maken met de groene citrusvrucht, maar veeleer met een chemische verbinding, calciumoxide, ook bekend als ongebluste kalk. In het begin van de jaren 1820 ontwikkelde de Engelse uitvinder Goldsworthy Gurney, die voortborduurde op het werk van eerdere wetenschappers, een blaaspijp die waterstof en zuurstof verbrandde om een extreem hete vlam te creëren. Toen Gurney calciumoxide in de vlam verhitte, produceerde het een intens wit licht, dat limelight werd genoemd. Een Schotse militair ingenieur, Thomas Drummond, hoorde over het werk van Gurney en bedacht rond het midden van de jaren 1820 de eerste praktische toepassing van kalklicht, als hulpmiddel voor landmeters. Wanneer oriëntatiepunten en referentiepunten werden verlicht met Drummonds felle licht, konden ze door landmeters van grote afstand worden waargenomen, waardoor nauwkeuriger metingen konden worden verricht.
In 1837 werd kalklicht voor het eerst gebruikt om een toneel te verlichten, in de Londense Covent Garden. In de tweede helft van de 19e eeuw maakten theaters regelmatig gebruik van deze krachtige vorm van licht, dat in een bundel kon worden gebundeld om bepaalde acteurs of een bepaald deel van het toneel in de schijnwerpers te zetten, maar ook om speciale effecten te creëren, zoals zonlicht of maanlicht. Een nadeel van kalklicht was echter dat elk licht iemand nodig had om het in de gaten te houden en aanpassingen te doen aan het blok kalk terwijl het brandde. Bovendien bleek dit type verlichting brandgevaarlijk te zijn. In 1879 demonstreerde Thomas Edison de eerste praktische elektrische gloeilamp en tegen het einde van de 19e eeuw waren de meeste theaters overgeschakeld van kalklicht op elektriciteit, die veiliger en zuiniger was. Toch betekende deze ontwikkeling niet dat het licht uit was voor “in de schijnwerpers”, wat nog steeds een veelgebruikte uitdrukking is.