et oratorium is eenvoudig gezegd een (meestal) sacraal werk voor solisten, koor en orkest, bedoeld voor concertuitvoering. Een genre dat zijn hoogtepunt bereikte in Händels Londen begon, bescheiden, in het katholieke Rome. Vanaf de jaren 1560 werden lofzangen (laude) gezongen tijdens de ‘geestelijke oefeningen’ van de Congregazione dell’Oratorio, opgericht door de heilige Filippus Neri om losbandige jongeren van de straat te houden. Philip Neri om losbandige jongeren van de straat te houden. Deze bijeenkomsten, gehouden in een gebedsruimte of “oratorium”, verspreidden zich snel naar andere kerken en steden. Tegen het begin van de 17e eeuw was hun muziek, gebaseerd op bijbelse verhalen, meer uitgewerkt opera-achtig geworden, en de term “oratorium” vond ingang. Het beroemdste voorbeeld, Cavalieri’s spectaculaire, zingende en dansende Rappresentatione di Anima, e di Corpo, veranderde de Chiesa Nova van Rome in een theater. Typischer zijn kleinschaliger werken als La conversione di S Paolo van Giovanni Francesco Anerio, die zich ontvouwt als een reeks dialogen in operastijl, onderbroken door instrumentale sinfonia’s.
Tegen het midden van de 17e eeuw waren oratoriumuitvoeringen een belangrijke culturele attractie in Rome. De stercomponisten waren Luigi Rossi en, vooral, Giacomo Carissimi, wiens Latijnse oratoria expressieve recitatieven en arioso combineerden met pittige dramatische refreinen. Zijn meesterwerk Jephte, met als hoogtepunt een aangrijpende klaagzang voor Jephtha’s dochter, heeft zijn stempel op Händel gedrukt. In een tijdperk waarin solovirtuositeit steeds meer werd gecultiveerd, zijn de oratoria van Stradella en Alessandro Scarlatti in feite sacrale opera’s, gebaseerd op de afwisseling van recitatieven en vaak flamboyante aria’s.
Scarlatti en Stradella waren van grote invloed op Händels twee Italiaanse oratoria, het allegorische Il trionfo del tempo e del disinganno, en het sacrale La Resurrezione. Toen Händel zich in 1712 in Engeland vestigde, bestond er nog geen oratorium. De muzikale kosmopoliet van de eeuw zou dat rechtzetten. De kiem werd gelegd door de twee Engelse masques die Händel rond 1718 voor de hertog van Chandos componeerde: Esther, met zijn wortels in Racine, en Acis and Galatea, met zijn Purcelliaanse smaak. Later breidde Händel Esther uit tot een oratorium voor openbare uitvoering in Londen, waarmee hij het precedent schiep voor een opeenvolging van meesterwerken die zowel bedoeld waren om te vermaken als om op te voeden tijdens de vastentijd.
De twee favoriete oratoria van Händel uit de 19e eeuw, Messiah en het epos Israel in Egypt, zijn atypisch door hun vrijwel gebrek aan verhalend drama. In zijn andere oratoria, van Saul tot Jephtha, smeedde hij een geïnspireerde synthese van Italiaanse opera seria en Engelse hymne die ook putte uit Restauratie masque, Duitse passie en Griekse tragedie. Hoewel de oratoria tijdens Händels leven nooit werden opgevoerd, hebben moderne producties bewezen dat ze spannender en dramatischer kunnen zijn dan zijn opera’s.
In Duitsland was een populaire stijl van oratorium het zogenaamde passie-oratorium, geïllustreerd door de vele werken (waaronder een mooi werk van Händel) gebaseerd op Brockes’ bloederige Der für die Sünden der Welt gemarterte und sterbende Jesus. Net als de verwante genres cantate en opera seria raakte het oratorium tegen het einde van de 18e eeuw in verval. Alle voorbeelden vanaf dit punt zijn tot op zekere hoogte retrospectief. Met De schepping wierp librettist Baron van Swieten Haydn naar voren als Händels opvolger in de evocatie van het muzikale ‘sublieme’. Het vervolg, De jaargetijden, combineert Händels koorlijke grandeur met een charmant pastoraal adertje dat herinnert aan Händels Miltonische ode L’Allegro.
In het 19e-eeuwse Duitsland en Groot-Brittannië werd de Händeliaanse oratoriumtraditie in stand gehouden door koorverenigingen en festivals, vaak met een bezetting van honderden mensen. Spohr deed vergeefse pogingen om het sublieme te bereiken in werken als Die letzten Dinge (Het laatste oordeel). Veel duurzamer zijn Mendelssohns Paulus – meer Bachiaans dan Händeliaans – en de theatraal geconcipieerde Elia.
Na Mendelssohn wordt het genre vertegenwoordigd door geïsoleerde meesterwerken, van Berlioz’ bewust archaïsche L’enfance du Christ, via Elgars De droom van Gerontius, tot Stravinsky’s Latijnse opera-oratorio Oedipus rex. Als The Dream of Gerontius in essentie een neo-Wagneriaans symfonisch gedicht met stemmen is, dan herscheppen de twee meest succesvolle Engelse oratoria van na Elgar iets van Händels geest in een modern idioom: Walton’s ronkende Belshazzar’s Feast, en Tippett’s A Child of our Time, waarvan de geïnterpoleerde spirituals een seculier equivalent zijn van Bach’s Lutherse koralen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het januari-nummer van 2020 van Gramophone. Mis nooit een nummer – abonneer u vandaag!