Zo ben jij een van hen die vaak in de war raakt van de woorden ‘leven’, ‘wonen’, ‘leven’ en ‘leven’. De uitspraak en de spelling van deze woorden lijken veel op elkaar, maar er is een verschil als het gaat om het gebruik van deze woorden. Dus in deze Engelse les gaan we kijken hoe ze verschillen en welke grammaticaregels je kunt toepassen bij het schrijven van Engels.
Live (Wordt over het algemeen gebruikt als werkwoord)
Hier betekent het woord, ‘live’, dat je het hebt over de plaats waar jij of iemand anders woont. Het betekent dat iemand op die plaats gestationeerd is en woont.
- Voorbeeld – Ik woon in Italië.
- Voorbeeld – Peter woont in Rusland
- Voorbeeld – Hoe gaan we in deze hete streek wonen?
Live (ik gebruikte een bijvoeglijk naamwoord) –
Dit is gewoon een andere vorm van het woord ‘live’ maar wordt op een andere manier uitgesproken en heeft twee verschillende betekenissen.
a) Live – Iets dat op het moment gebeurt, je ziet het gebeuren, het is niet opgenomen.
- Voorbeeld – We zagen de live-verslaggeving van de cricketwedstrijd.
- Voorbeeld – Ik kijk graag live cricketwedstrijden in het stadion.
b) Live – Het betekent vooral levend zijn en niet dood
- Voorbeeld – We zagen een levende kwal in de oceaan.
- Voorbeeld – Is dat een live-uitzending van het evenement?
c) Leven (zelfstandig naamwoord) – Toestand van leven
- Voorbeeld – Ik hou van mijn leven
- Voorbeeld – De stuntman vertoont geen tekenen van leven
Het leven kan ook een bijvoeglijk naamwoord zijn dat het zelfstandig naamwoord beschrijft
- Voorbeeld – Reddingsboot, een levenslange ervaring, reddingsbrigade, reddingspakket Levenservaring, Leven
Levens –
Dit woord is de meervoudsvorm van leven
- Voorbeeld – Veel onschuldige mensen verloren hun leven bij de ontploffing die door het gaslek ontstond.
- Voorbeeld- Het moderne leven van bedrijfsleiders is extreem druk en vermoeiend.
Hoop dat deze les al je twijfels heeft weggenomen over hoe je de drie verwarrende woorden – Leven , Leven en Levens – moet gebruiken.