Sparta, modern Grieks Spartí, historisch Lacedaemon, oude hoofdstad van het district Laconia in het zuidoosten van de Peloponnesos, zuidwesten van Griekenland. Samen met het omliggende gebied vormt het de perifereiakí enótita (regionale eenheid) van Laconia (modern Grieks: Lakonía) binnen de Peloponnesos (Pelopónnisos) periféreia (regio). De stad ligt op de rechteroever van de Evrótas Potamós (rivier). De schaarste aan ruïnes uit de oudheid rond de moderne stad weerspiegelt de soberheid van de militaire oligarchie die de Spartaanse stadstaat van de 6e tot de 2e eeuw v.Chr. regeerde.
Naar verluidt gesticht in de 9e eeuw v. Chr. met een starre oligarchische grondwet, behield de staat Sparta eeuwenlang twee koningen die in tijd van oorlog als levenslang bemiddelaar fungeerden. In vredestijd was de macht geconcentreerd in een senaat van 30 leden. Tussen de 8e en 5e eeuw v. Chr. onderwierp Sparta Messenië, waarbij de inwoners tot horigen werden gemaakt. Vanaf de 5e eeuw wijdde de heersende klasse van Sparta zich aan oorlog en diplomatie, waarbij zij opzettelijk de kunsten, filosofie en literatuur verwaarloosde, en zij smeedde het machtigste leger van Griekenland.
Sparta’s doelbewuste toewijding aan de heerschappij van een gemilitariseerde oligarchie sloot elke hoop op politieke eenwording van het Klassieke Griekenland uit, maar het bewees in 480 v. Chr. een grote dienst door zijn heldhaftige stand bij Thermopylae en zijn daaropvolgende leiderschap in de Grieks-Perzische oorlogen. De Slag bij Salamis (480) onthulde de omvang van de Atheense zeemacht en bracht de dodelijke strijd tussen de twee machten op gang die eindigde in een Atheense nederlaag aan het eind van de Peloponnesische Oorlog in 404 en de opkomst van Sparta als de machtigste staat in Griekenland. In de Korintische oorlog (395-387) behaalde Sparta twee landoverwinningen op Atheense bondgenoten en een zware zeenederlaag bij Cnidus door een gecombineerde Atheense en Perzische vloot. Sparta’s betrokkenheid bij Perzische burgeroorlogen in Klein-Azië onder Agesilaus II (regeerde over 399-360) en de daaropvolgende Spartaanse bezetting (382) van de Thebaanse citadel Cadmea, overbouwde de Spartaanse macht en stelde de staat bloot aan een nederlaag bij Leuctra (371) door de Thebaanse Epaminondas, die vervolgens Messenië bevrijdde. Een eeuw lang verval volgde.
De voortdurende onrust van Sparta zette Rome aan tot een oorlog tegen de Achaeërs (146) en de Romeinse verovering van de Peloponnesos. In 396 ce werd de bescheiden stad verwoest door de Visigoten. De Byzantijnen herbevolkten de plaats en gaven het de oude Homerische naam Lacedaemon. Na 1204 bouwden de Franken een nieuwe vestingstad, Mistra, op een uitloper van het Taygetusgebergte ten zuidwesten van Sparta; na 1259 werd Mistra hoofdstad van het Despotaat Morea (d.w.z. de Peloponnesos) en bloeide gedurende ongeveer twee eeuwen. Vanaf 1460 tot aan de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog (1821-29) stond de regio, afgezien van een Venetiaans intermezzo, onder Turks bestuur.
De huidige stad werd in 1834 gebouwd op de oude plaats; ze wordt Néa (Nieuw) Spartí genoemd om haar te onderscheiden van de ruïnes die in 1906-10 en 1924-29 werden opgegraven. De stad is een klein commercieel en industrieel centrum van de Europese vlakte en handelt in citrusvruchten en olijfolie. Net als in de oudheid wordt zij bediend door de kleine haven van Githion (Yíthion), 28 mijl (45 km) ten zuidoosten, waarmee zij door een verharde weg verbonden is. Aantal inwoners. (2001) stad, 17.503; (2011) 16.239.