Opstand in het getto van Warschau

De opstand in het getto van Warschau was een gewelddadige opstand die plaatsvond van 19 april tot 16 mei 1943, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Inwoners van het Joodse getto in het door de nazi’s bezette Warschau, Polen, voerden de gewapende opstand uit om de deportatie naar vernietigingskampen te voorkomen. De opstand in Warschau inspireerde andere opstanden in vernietigingskampen en getto’s in het door de Duitsers bezette Oost-Europa.

Getto van Warschau

Kort na de Duitse inval in Polen in september 1939 werden meer dan 400.000 Joden in Warschau, de hoofdstad, opgesloten in een stadsdeel van iets meer dan 1 vierkante mijl.

In november 1940 werd dit Joodse getto afgesloten met bakstenen muren, prikkeldraad en gewapende bewakers, en iedereen die werd betrapt bij het verlaten, werd op zicht doodgeschoten. De nazi’s controleerden de hoeveelheid voedsel die het getto werd binnengebracht, en ziekte en hongersnood kostten iedere maand duizenden mensen het leven.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in steden in het door de nazi’s bezette Oost-Europa vergelijkbare Joodse getto’s gesticht. Het getto van Warschau was het grootste in Polen.

Treblinka

In juli 1942 gaf Heinrich Himmler, het hoofd van het paramilitaire nazi-korps bekend als de Shutzstaffel (SS), opdracht Joden te “hervestigen” naar vernietigingskampen. De Joden kregen te horen dat ze naar werkkampen zouden worden vervoerd; maar al snel werd in het getto bekend dat deportatie naar de kampen de dood betekende.

Twee maanden later waren zo’n 265.000 Joden uit het getto van Warschau gedeporteerd naar het vernietigingskamp Treblinka, terwijl meer dan 20.000 anderen naar een dwangarbeiderskamp werden gestuurd of tijdens het deportatieproces werden gedood.

Er bleven naar schatting 55.000 tot 60.000 Joden in het getto van Warschau, en kleine groepen van deze overlevenden vormden ondergrondse zelfverdedigingseenheden, zoals de Jewish Combat Organization, of ZOB, die erin slaagde een beperkte voorraad wapens van anti-Nazi Polen binnen te smokkelen.

Op 18 januari 1943, toen de nazi’s het getto binnenvielen om een groep voor te bereiden op overbrenging naar een kamp, liep een ZOB-eenheid hen in een hinderlaag. De gevechten duurden enkele dagen voordat de Duitsers zich terugtrokken. Daarna schortten de nazi’s de deportaties uit het getto van Warschau de komende maanden op.

Opstand in getto Warschau begint

Op 19 april 1943 stuurde Himmler SS-troepen en hun collaborateurs met tanks en zwaar geschut erop uit om het getto van Warschau te liquideren.

Honderden verzetsstrijders, gewapend met een klein arsenaal aan wapens, wisten bijna een maand lang te vechten tegen de Duitsers, die qua mankracht en wapens ver in de minderheid waren.

In die tijd haalden de Duitsers echter blok voor blok de gebouwen in het getto met de grond gelijk, waarbij de bunkers waar veel bewoners zich hadden verscholen, werden vernietigd. Daarbij doodden de Duitsers duizenden Joden of namen ze gevangen.

Op 16 mei was het getto stevig onder controle van de nazi’s, en op die dag bliezen de Duitsers als symbolische daad de Grote Synagoge van Warschau op.

Naar schatting 7.000 Joden kwamen om tijdens de opstand in het getto van Warschau, terwijl bijna 50.000 anderen die overleefden naar vernietigings- of werkkampen werden gestuurd. Er wordt aangenomen dat de Duitsers enkele honderden mannen verloren tijdens de opstand.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *